Dit is 'm, de nieuwe Don Quichot der Lage Landen; burgerlijke naam: Marco Visscher.
Lees en huiver:
Nadat ik eenmaal de Drentse veengronden uit mijn jeugd had verlaten, kreeg ik mijn eerste journalistieke baan bij dagblad Trouw. In 1998 werkte ik er op de mediaredactie. Sinds 1999 schrijf ik voor Ode, waarvoor ik onder meer reisde naar exotische bestemmingen als bananenplantages in Ecuador, rijstvelden in Thailand en een bierbrouwerij in Gulpen. Ook sprak ik met interessante mensen, onder wie een Urdu-rocker uit Pakistan, een mijnenontruimster in Zwitserland en een microbankierende Nobelprijswinnaar-in-wording in Bangladesh.
Tussen 2007 en 2011 werkte ik op Ode’s redactiekantoor in San Francisco als ‘managing editor’. Sinds terugkomst in Nederland verzorg ik op freelance basis een deel van de eindredactie. Ook schrijf ik opinie-artikelen en essays. Zo ontstond in Letter & Geest, de zaterdagse bijlage van Trouw, een serie van essays waarin ik de unieke, oplossende vermogens van de mensheid mag bezingen. Verder geef ik presentaties rondom de vraag hoeveel groei de aarde aankan.
Hoewel ik bij Felix Rottenberg een masterclass voor debatleiders heb gevolgd en geregeld optreed als dagvoorzitter, neem ik steeds vaker als spreker deel aan discussies over duurzame ontwikkeling, klimaatverandering, bevolkingsgroei of immigratie. Over deze thema’s laat ik – als warm voorstander van de vooruitgang in de wereld – met plezier een eigenzinnig-progressief geluid horen. Dat leidt vaak tot interessante debatten.
***
Het pijnlijkste aan deze voormalige turfsteker is misschien wel dat hij publiceert in verband met een tijdschrift dat, weliswaar alternatief, maar toch geen slechte naam had, t.w. Ode. Maar Visscher is daar opgeklommen tot eindredacteur, nog geen hoofdredacteur weliswaar, dus er is nog hoop.
Zijn recente debuut was in een betaalde bijlage van Ode bij NRC Handelsblad, kennelijk wervend bedoeld, ware het niet dat daarbij een tekst van deze Marco Visscher afgedrukt was. Het Reformatorisch Dagblad haakte in op die tekst, en eigenlijk zegt dat al genoeg. Geciteerd worden door het Ref.dagblad, dat wens je je grootste vijand niet toe.
Vandaag doet het neefje van deze krant, Trouw, ook een duit in het zakje en drukt een ‘essay’ van Visscher af. De aanleiding is de VN-milieutop volgende week in Rio. En ‘milieu’, daar moet Visscher nu net niets van hebben. Hoe bizar het ook klinkt: Visscher is voorstander van vervuiling. Bij zijn artikel in Trouw staat dan ook een grote foto van een kolencentrale (koeltoren) in China. Over de foto van het stadsbeeld hangt een sluier van smog, op de voorgrond een vrouw op een scooter met een mondkapje voor.
VoilĂ , Visschers ideaaltoestand. Hij wil arme mensen “een geweldig en gezond leven bieden”. Of mondkapjes daartoe voldoende zijn, daar laat hij zich niet over uit. Zijn liberale opvatting is dat groeien moet, vooral in ontwikkelingslanden, en hoe dat gebeurt is voorlopig bijzaak. Hem vergelijken met de Deense scepticus Bjorn Lomborg zou teveel eer zijn, maar Visscher doet wel heel in de verte aan hem denken.
Wel het duidelijkst blijkt zijn geborneerdheid uit zijn houding tegenover dieren. Op de vraag of dieren – juist omdat ze niet voor zichzelf kunnen opkomen – beschermd moeten worden, antwoordt hij:
„Zeker. Maar waarom zouden ze dan net als mensen rechten moeten krijgen? Laten we eerst de rechten van onze medeaardbewoners op orde hebben. In een wereld met zo veel armoede en honger en in een wereld waar zo veel kinderarbeid plaatsvindt, lijkt het me ontzettend decadent om te gaan praten met de Verenigde Naties (zoals in het Great Ape Project) over het verstrekken van rechten aan apen. Dan heb je je prioriteiten niet op een rij.
Ik zou willen pleiten voor een moraal die puur op mensen blijft gebaseerd. Het zou mooi zijn als we het met 7 miljard mensen gezellig en knusjes hebben op deze planeet. Zolang dat nog niet zo is, lijkt het me misplaatst om dieren rechten te verlenen.”
En ook vandaag in Trouw komt dit thema natuurlijk weer terug. De bedreigde ijsbeer, of het einde van enkele vissoorten, ze worden deze keer afgedaan met: “Zijn we nu echt zo slecht af zonder de dodo en de dinosaurus?”
Het minste wat van een publicist verwacht mag worden, is enige kennis van het onderwerp. Maar het is waar: hoe minder je gehinderd wordt door kennis, des te gemakkelijker je bladzijden vol kakelt.
De kattenbak is geduldig.
De kattenbak is geduldig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten