De ijzertijd
is de periode die volgde op de bronstijd
en gekenmerkt werd door het gebruik van ijzer.
In West-Europa wordt de
ijzertijd gedateerd op de periode van circa 800 v.Chr. tot de Romeinen naar de Lage Landen kwamen (begin
van onze jaartelling).
De overgang van de bronstijd naar de
ijzertijd is in die streken gepaard gegaan met grote politieke verschuivingen.
De naam ijzertijd duidt op het
veelvuldig gebruik van ijzer bij het maken
van metalen voorwerpen. IJzer heeft diverse voordelen ten opzichte van brons:
- het is harder, dus beter geschikt voor wapens en gereedschap
- het is makkelijker te bewerken
- het is makkelijker te repareren
- de grondstof ervoor komt op veel meer plaatsen voor
- het gaat langer mee
IJzer was lange tijd een weinig
gebruikt metaal omdat het weinig als vrij metaal in gedegen vorm voorkomt, in
tegenstelling tot koper. Oorspronkelijk kende men daarom alleen het meteoritisch ijzer, een zeldzaamheid. Het duurde lang voordat men
leerde het metaal uit zijn erts vrij te maken.
De voordelen zorgden ervoor dat bij
voorkeur ijzer werd gebruikt voor allerlei wapens (vooral het zwaard) en gereedschap. Het nu minder
belangrijke brons werd omgesmolten tot sieraden en siervoorwerpen (vooral
armbanden en paardentuig). (bron: wikioedia)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten