-Gekko's staan bekend om hun vermogen om tegen allerlei
oppervlakken te klimmen, zelfs verticaal en ondersteboven op glas. Dit vermogen
komt ook voor bij veel andere hagedissen. Alle gekko's die een dergelijk
klimvermogen hebben, dragen gegroefde structuren aan de onderzijde van de
tenen. Deze groefjes worden de hechtlamellen genoemd, of kortweg 'lamellae'.Toen de poten voor het eerst onder een zeer sterke
vergroting werden bekeken, bleek dat de lamellen niet alleen waren voorzien van
5 micrometer kleine haartjes (setae), maar dat die haartjes zelf weer voorzien
waren van nog fijnere structuren van 0,2 micrometer (spatula), die eindigden in
extreem dunne uitlopers. De setae en spatulae bestaan uit bèta-keratine. De uitlopers zijn klein en talrijk. De schaal van de
uitlopers is zo klein dat ze op een atomaire schaal worden aangetrokken door de
ondergrond, waarbij de vanderwaalskrachten, de onderlinge aantrekkingskrachten
tussen moleculen, een belangrijke rol spelen. Het is deze interactie - de
vanderwaalskracht - die de gekko zijn enorme kleefkracht geeft.
De gekko kan deze krachten echter niet 'aan' en 'uit'
zetten, hij plakt vast aan een oppervlak zodra de tenen contact maken, en kan
pas weer los komen door de tenen in een hoek van ongeveer dertig graden op te
lichten. Het bijzondere aan deze aanpassing is dat het systeem bijna altijd
werkt; er zijn geen vloeistoffen of andere stoffen nodig. Voor zover bekend is teflon de enige stof waarop de lamellen
zich nooit kunnen hechten. Omdat de vanderwaalskracht afhankelijk is van de polariseerbaarheid
van een stof, en teflon een zeer lage polariseerbaarheid heeft, is de
vanderwaalskracht tussen de lamellen op de tenen van een gekko, en teflon erg
laag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten