De rechtbank stelt voorop dat het recht om te demonstreren
een grondrecht is. Het uitgangspunt is dat burgers vrij zijn om te demonstreren
wanneer, waar, hoe en waarover ze maar willen, zonder dat daar een vergunning
of een andere vorm van toestemming voor nodig is.
De overheid mag slechts onder strikte, in de wet bepaalde voorwaarden
grenzen stellen aan de demonstratievrijheid. De burgemeester heeft tot taak om,
met hulp van de politie, al het redelijkerwijs mogelijke te doen om demonstraties
in zijn of haar gemeente te faciliteren en te beschermen, zodat demonstranten
in vrijheid hun mening - hoe impopulair die ook is - kunnen laten horen.
Juist impopulaire meningen die indruisen tegen de (lokaal)
heersende opvatting en die mogelijk op verzet kunnen rekenen, moeten in het
kader van een demonstratie geuit kunnen worden. Bij de vraag of een
demonstratie zou moeten worden verboden mag de burgemeester geen
belangenafweging maken tussen de demonstratievrijheid en de belangen van de
openbare orde.
Dit neemt niet weg dat de overheid in haar besluitvorming
alle omstandigheden tezamen in ogenschouw dient te nemen. Ervaringen uit het
verleden met de betreffende groep demonstranten en de verwachting dat er
tegendemonstranten of vijandige omstanders zullen zijn, kunnen dan ook een rol
spelen in de besluitvorming. Controversiële demonstraties kunnen heftige
reacties oproepen van omstanders en tegenstanders, waardoor een risico op ongeregeldheden
kan ontstaan en belangen van omstanders in het geding kunnen komen.
Dergelijke factoren zouden in de eerste plaats aanleiding
moeten zijn tot meer politie-inzet om te voorkomen dat de situatie uit de hand
loopt en de demonstratie zoveel mogelijk doorgang te laten vinden. Het is niet
juist om een demonstratie te beperken of te verbieden vanwege de vrees voor de
reacties van een vijandig publiek. Het moet niet lonen om te dreigen met het
verstoren van een demonstratie.
Pas wanneer er een bestuurlijke overmachtssituatie ontstaat
waarin het voor een burgemeester - zelfs met inzet van zeer veel politie - naar
verwachting onmogelijk is om wanordelijkheden te voorkomen, kan een demonstratie
worden beperkt of, in het uiterste geval, verboden. De rechtbank verwijst in
dit kader naar het rapport "Demonstreren, een schurend grondrecht?"
van de Nationale ombudsman (rapportnummer 2018/015 d.d. 14 maart 2018).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme,
voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. W.S. Sikkema, rechters.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten