woensdag 20 mei 2015

Zuur




Met de ontdekking van zuurstof en de rol van deze stof bij de verbranding en de vorming van oxiden begon de theorievorming rond zuren en basen meer vaste vormen aan te nemen. Aanvankelijk dacht men namelijk dat voor het vormen van een zuur het element zuurstof nodig was. Vandaar de naam.

Lavoisier was een belangrijke figuur in deze ontwikkeling. Hij formuleerde in 1787 een theorie dat ieder zuur een combinatie was van een basisch principe en zuurstof. Voor een deel was deze classificatie zeker succesvol te noemen.

Het bleek echter al snel dat er ook zure, maar zuurstofloze stoffen waren, een goed voorbeeld daarvan is zoutzuur. Dit sterke zuur stond bekend als ‘geest van zout’ en Davy toonde in 1814 aan dat daarin geen zuurstof voorkomt, maar uit waterstof en chloor bestaat: HCl.
De aanwezigheid van zuurstof moest daarmee uit de definitie van een zuur weggelaten worden.

Er was echter tegen dat idee aanzienlijk verzet, onder andere van Berzelius.

Liebig suggereerde echter al in 1838 dat waterstof een centrale rol speelt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten