donderdag 29 december 2016

Verbod op Pelsdierhouderij (nertsen)



Het fraaie arrest van het Gerechtshof (uit 2015) inz. het verbod op de nertsenfokkerij is een medaille met twee kanten.
Enerzijds maakt het hof grondig maar toch tamelijk eenvoudig gehakt van het betoog van Ned. Federatie van Edelpelsdierenhouders (NFE).  Anderzijds legt het pijnlijk de onwaardigheid van deze organisatie bloot. Uiteraard mag je opkomen voor je recht, en dit temeer wanneer de toekomst van je werk op het spel staat. Maar ik vind dat je je daarbij niet moet verlagen tot het aangrijpen van elk denkbaar rechtsmiddel dat er met de haren wordt bijgesleept. En dan maar hopen dat ergens een rechter een mogelijkheid ziet erbij aan te knopen.* Dan zet de sector zichzelf ook nog te kakken. Gaat lijken op misbruik van recht.

Enkele passages
-Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de wetgever, gezien de maatschappelijke weerstand die het dragen en de productie van bont in brede kringen van de maatschappij oproept, redelijkerwijs tot het oordeel kon komen dat het houden en doden van nertsen voor de productie van bont niet in overeenstemming is met in Nederland geldende ethische normen, dat het dus in het algemeen belang is om dit te stoppen en dat daartoe een verbod nodig is.

-Het hof tekent hierbij aan dat de Wet past binnen een bredere maatschappelijke tendens, die er op neerkomt dat het gebruik van (bepaalde soorten) dieren voor bepaalde doeleinden niet langer aanvaardbaar wordt geacht en dus aan beperkingen wordt onderworpen of geheel wordt verboden. Het hof wijst in dit verband op het verbod op het gebruik van mensapen voor dierproeven (art. 10e Wet op de dierproeven), het voorschrift dat dierproeven slechts in verband met een beperkt aantal doelen mogen worden verricht (art. 1c Wet op de dierproeven) en het verbod op de vervaardiging van dierenporno (Wet van 4 maart 2010, Stb. 2010, 111). In de EU-wetgeving kan worden gewezen op het verbod op de handel in honden- en kattenbont (Verordening nr. 1523/2007 van 11 december 2007). Deze laatste maatregel berust op de constatering dat in de ogen van de burgers van de Europese Unie katten en honden gezelschapsdieren zijn en dat het niet aanvaardbaar is dat hun pels wordt gebruikt voor bont (considerans onder 1).

-Anders dan NFE c.s. aanvoeren ligt aan de Wet niet het dierenwelzijn als zodanig ten grondslag. De omstandigheid dat op het gebied van dierenwelzijn tot op zekere hoogte Europese harmonisatie heeft plaatsgevonden staat dan ook niet in de weg aan het onderhavige verbod. Dat als gevolg van het verbod de nertsenproductie naar andere lidstaten wordt verplaatst is mogelijk, maar staat op zichzelf niet aan de effectiviteit van de Wet voor Nederland in de weg. Het is eigen aan ethische opvattingen dat deze van land tot land kunnen verschillen, ook binnen de Europese Unie, en juist daarom staat artikel 36 VWEU voor het beschermen van de openbare zedelijkheid een uitzondering op de vrije verkeer van goederen toe. Deze uitzondering zou van vrijwel iedere betekenis worden ontdaan indien alle lidstaten het daarover eens zouden moeten zijn. Voor zover NFE c.s. ten slotte nog een beroep doen op de ongelijke behandeling van nertsenhouders ten opzichte van de producenten van vlees en op het ontbreken van een adequate schadevergoeding, verwijst het hof naar hetgeen het hiervoor in het kader van het beroep op artikel 1 EP en artikel 14 EVRM heeft overwogen.

De Hoge Raad zelf had dan ook heel weinig moeite het beroep in cassatie van de NFE deze maand te verwerpen. Zelfs de advocaat-generaal die het HR-arrest voorbereidde, Paul Vlas, kon eigenlijk niet veel nieuws toevoegen aan het op zich al uitvoerige betoog van het Haagse Gerechtshof. Ondanks zijn 30 bladzijden tellende Conclusie.

Het lijdt niettemin geen twijfel dat NFE de zaak zal voorleggen aan het Europese Hof (Mensenrechten). Daarvoor heeft ze zich inmiddels teveel in de zaak vastgebeten en vooral ook: er financieel teveel in geïnvesteerd. Dus hier kunnen we nog wat jaartjes ‘plezier’ aan beleven. Misschien wel tot 2024 wanneer het Verbod op de Pelsdierhouderij volledig van kracht wordt.

Waar de zaak o.a. omdraaide was de kwestie van de financiële compensatie, eigenlijk het al of niet uitkopen van een kleine 200 pelshouders (met meer dan 1 miljoen fokteven.) Daar had de Staat geen zin in: tijd noch geld voor over – en was daartoe ook niet verplicht.
Niettemin is een fair balance noodzakelijk tussen het belang van getroffenen (NFE) en het algemeen belang. Om die reden is de lange overgangsperiode van bijna 11 jaar in het leven geroepen, samen met enkele andere flankerende financiële tegemoetkomingen (o.a. sloopregeling). Dit moet betrokkenen in staat stellen gedane investeringen terug te verdienen.

Sinds 1995 zijn we hiermee inmiddels al 20 jaar bezig. Naar Nederlandse begrippen nog redelijk snel. Grote namen van Tweedekamerleden in deze ontwikkeling zijn Bas van der Vlies (SGP, 1995), Willie Swildens-Rozendaal (PvdA, 1999), minister Laurens Jan Brinkhorst (D66, 2002), Krista van Velzen (SP, 2006) en staatssecretaris Sharon Dijksma (PvdA, 2013).
Natuurlijk kan de rol van Bont voor Dieren niet genoeg op waarde geschat worden.
____

*AG Paul Vlas trapte erin. ('getuigenbewijs') 
Voer voor de media! 'Zaak over verbod pelsdierhouderij moet over' (NU.nl)
Hoge Raad haalde de schouders erover op.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten