.Hans Jacoby is heel lang directeur van de bekende Haagse boekhandel
Van Stockum geweest. In zijn Ter Herinnering schrijft hij ook over de
onderduik in de oorlog, samen met zijn vrouw. Zij zijn daar goed uitgekomen, gastvrij opgenomen door mensen in verschillende plaatsen. Als je daar even bij stilstaat: het is nogal wat om twee
wildvreemde mensen in je huis op te nemen. Ze bleven binnen, op hun kamer, en
deden huishoudelijk werk. En dat dan in beginsel voor onbepaalde tijd, terwijl niemand
het mocht weten. Jacoby schrijft dan ook dat er wel eens wat spanningen waren,
en dat kan ik me goed voorstellen.
Mijn eigen familie heeft daar op andere wijze mee te maken gehad. Mijn alleenstaande tante verzorgde haar ouders tot hun dood, vroeger niet ongebruikelijk. Uiteindelijk bewoonde zij in d’r eentje een huis dat ooit geschikt was voor een gezin met drie kinderen: haar ouders, broer, zuster en zijzelf.
.
Nog lang na de oorlog met z’n verwoestingen was er nijpend gebrek aan woonruimte. Dat had tot gevolg dat er op enig moment van overheidswege simpelweg woonruimte gevorderd werd. En dat betekende voor mijn tante dat zij een kamer in huis moest afstaan, en dat ene juffrouw Van den Toorn daar kwam wonen! Dit was ook een alleenstaande vrouw, die in de zorg werkte. Voor die ene kamer moest zij een trap op; ze zal ook gebruik gemaakt hebben van keuken en sanitair op de begane grond. (Niet van de tuin!) Zeg maar dag tegen je privacy. Gelukkig konden beide dames de situatie goed aan, zonder overigens bevriend te worden. Het heeft toch nog vrij lang geduurd.
.
In die tijd, en nog lang daarna, was het niet ongebruikelijk dat alleenstaanden één kamer bewoonden, zit-slaapkamer zeg maar. Die werd gehuurd bij particulieren. Ook mej. Van den Toorn zal huur betaald hebben, wat het ongemak voor mijn tante enigszins verzacht zal hebben. Hoewel... mijn tante bewoonde zelf al een huurhuis. Dus het is nog maar de vraag aan wie Van den Toorn de huur betaalde.
Mijn eigen familie heeft daar op andere wijze mee te maken gehad. Mijn alleenstaande tante verzorgde haar ouders tot hun dood, vroeger niet ongebruikelijk. Uiteindelijk bewoonde zij in d’r eentje een huis dat ooit geschikt was voor een gezin met drie kinderen: haar ouders, broer, zuster en zijzelf.
.
Nog lang na de oorlog met z’n verwoestingen was er nijpend gebrek aan woonruimte. Dat had tot gevolg dat er op enig moment van overheidswege simpelweg woonruimte gevorderd werd. En dat betekende voor mijn tante dat zij een kamer in huis moest afstaan, en dat ene juffrouw Van den Toorn daar kwam wonen! Dit was ook een alleenstaande vrouw, die in de zorg werkte. Voor die ene kamer moest zij een trap op; ze zal ook gebruik gemaakt hebben van keuken en sanitair op de begane grond. (Niet van de tuin!) Zeg maar dag tegen je privacy. Gelukkig konden beide dames de situatie goed aan, zonder overigens bevriend te worden. Het heeft toch nog vrij lang geduurd.
.
In die tijd, en nog lang daarna, was het niet ongebruikelijk dat alleenstaanden één kamer bewoonden, zit-slaapkamer zeg maar. Die werd gehuurd bij particulieren. Ook mej. Van den Toorn zal huur betaald hebben, wat het ongemak voor mijn tante enigszins verzacht zal hebben. Hoewel... mijn tante bewoonde zelf al een huurhuis. Dus het is nog maar de vraag aan wie Van den Toorn de huur betaalde.
Toen mijn ouders in 1946 uit Indië kwamen, moesten ze met mijn broer en vier maanden later na mijn geboorte ook mij bij mijn grootouders van vaderskant inwonen. Het duurde ruim vier jaar voordat ons gezin zelfstandig kon gaan wonen.
BeantwoordenVerwijderenMijn oma moest in Rotterdam één van haar twee kamers (tweede verdieping met kleine trap) afstaan na de oorlog. Dat duurde tot ver in de 50-er jaren.
BeantwoordenVerwijderenHet mooiste verhaal over kamerbewonen is van onze Annie M.G. Schmidt - De Misdaad van het Ongehuwd Zijn- uit Impressies van een simpele ziel 1951. (al weer 66 jaar geleden!) De taal van Annie is nog steeds uitermate geschikt om te lezen met inburgeraars.