Toen de Partij voor de Dieren tien jaar geleden opgericht werd, werd zij door niemand buiten die partij serieus genomen. De meest gehoorde kritiek was: One Issue-partij. De Engelse taal bekt lekker (voor Nederlanders).
Het wordt gememoreerd in wikipedia:
De in 2002 gangbare kritiek op de PvdD was dat het een 'one-issuepartij is, die zich op niets anders dan dierenwelzijn richt.
In het eerste partijprogramma voor de Tweede Kamerverkiezingen van 22 januari 2003 staat dat de PvdD zich op de eerste plaats richt op dierenwelzijn, maar daarnaast ook standpunten heeft die met economie, cultuur, gezondheid en welzijn, verkeer, milieu en onderwijs te maken hadden.
Sinds de PvdD in 2006 in de Tweede Kamer en elders is vertegenwoordigd, is die kritiek verstomd. ‘One Issue’ heb ik al heel lang niet meer gehoord. Daarvan profiteert nu de 50 Plus-Partij. Ik heb tenminste nog niemand horen beweren dat dat (ook) een one issue-partij is.
Het hangt er allicht mee samen dat de meeste mensen zich er geen voorstelling van konden maken dat welzijn en rechten van DIEREN überhaupt een issue konden zijn. Wij zijn immers voornamelijk met onszelf bezig. Dat zal wel nooit anders worden, ook niet als het dierenwelzijn op een hoger peil gebracht wordt. Je ziet het aan het stagnerende aantal zetels van de dierenpartij in de Kamer, je ziet het ook aan de voortdurende kritiek op de ontwikkelingshulp, die wel kernachtig als volgt geformuleerd wordt: “Geld van arme mensen in rijke landen gaat naar rijke mensen in arme landen.” (Henri Baldwin, DKP)
Buitenland, dieren – het is allemaal de ver-van-mijn-bed show.
Marianne Thieme wist de critici altijd aardig de mond te snoeren, met een citaat toegeschreven aan Gandhi:
.
.
Eerst negeren ze je, dan lachen ze om je, dan vechten ze tegen je en dan win je.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten