Foto: Ferdinand Grassmann |
Mijn
eerste liefde heette Chil. Ik was een jaar of negen en zij was een leidster van
de kinderen, die op zaterdagmiddag als ‘welpen’ beziggehouden werden, onderdeel van de padvinderij. Het is te lang geleden om me details van haar te
kunnen herinneren, maar wel weet ik nog dat ik op kamp hoopte op een nachtzoen
van Chil. Het waren bij ons alleen jongens trouwens.
Na
de welpen was ik enige tijd lid van de verkenners. Daar werd het spel
serieuzer. Zo hadden we een lijst met praktische vaardigheden die we moesten leren
beheersen, vermoedelijk om ‘bevorderd’ te worden. Ik heb er mijn belangstelling
voor het leggen van knopen aan overgehouden.
Leuke en leerzame jaren.
De
padvinderij heet tegenwoordig scouting. Of er nog welpen en verkenners bestaan,
weet ik niet.
Ik
kom er nu pas achter waar de naam Chil vandaan komt. Dat is uit het Jungleboek
van Rudyard Kipling, gepubliceerd in 1894. Aldaar ook de naam Akela, zoals indertijd
– en misschien nog - de hoofdleidster van de welpen genoemd werd. Akela is bij
Kipling een wolf (mnl.), Chil een roofvogel (wouw, foto).