Mijn kat slaapt. Hij ligt onder de tuintafel, waar ik een leger van stro voor hem heb gemaakt. Dat vindt hij prettig, hij ligt er graag. Droog en warm. Een enkele keer pikt de andere kat zijn plekje in. Nu ligt die te suffen bovenop het afdak van de tuinkast, - altijd in elkaars buurt.
Het tafereel van die slapende katten op klaarlichte dag doet me denken aan de leeuwinnen die ik onlangs in een dierentuin zag. Ook op apegapen, waarbij dat ‘gapen’ zelfs letterlijk te nemen is!
“Jawel” zei een collega, “dat doen roofdieren in het wild ook.” Volgens hem hebben de dieren het zo slecht nog niet in een dierentuin. Het is een argument dat je vaak hoort, meest bij circussen, ook van bezoekers.
Ik vind dat geen argument. Mijn katten illustreren dat. Ze slapen weliswaar graag en veel, maar wel op de momenten dat ZIJ daar zin in hebben. Mijn kat is ’s nachts bij voorkeur buiten, terwijl die andere kat dat niet gewend is en dus meestal binnen slaapt. Ook zoeken ze zelf hun rustplekken, binnen en buiten.
Als ik mijn katten probeer binnen te houden, onder het mom van ‘ruimte genoeg’, dan krijg ik problemen. Ze gaan voor de deur zitten, aan de deur krabben, ze worden onrustig. Op allerlei manieren laten ze merken dat het ze helemaal niet bevalt.
En dan hebben we het nog maar over huiskatten, gedomesticeerd en wel. Hoe moet dat dan wel niet zijn voor wilde dieren, die gevangen gehouden en opgesloten worden?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten