Uitspraak
RECHTBANK
LIMBURG
Zittingsplaats
Roermond
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 352914 \ CV
EXPL 12-4806
Vonnis van de
kantonrechter d.d. 24 april 2013
in de zaak van:
1.
[eiser sub 1],
wonende
te [woonplaats] aan het adres [adres],
2.
[eiser sub 2],
wonende
te [woonplaats] aan het adres In het [adres],
eisers,
gemachtigde:
mr. Y. Wong,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] aan het adres In het [adres],
gedaagde,
gemachtigde:
mr. S. Kara.
1. Het verloop van de
procedure
1.1.
Dit blijkt uit het navolgende:
•
de inleidende dagvaarding van eisers met producties.
•
de conclusie van antwoord van gedaagde.
•
de conclusie van repliek van eisers met producties.
•
de conclusie van dupliek van gedaagde.
1.2. De zaak is
tenslotte op vonnis gesteld. De uitspraak daarvan is bepaald op heden.
2. Vaststaande feiten
2.1. Eiser sub 1 is
eigenaar van een hond, genaamd Gijs. Het betreft een jachthond van het ras
Kaninchendashond (teckel).
2.2. Gedaagde bezit
honden van het ras Amerikaanse Stafford, waarvan er een Ross genaamd is.
2.3. Gijs is op 10
december 2011 overleden. Partijen verschillen van mening over de gebeurtenissen
op 10 december 2011.
2.4. Eisers stellen zich
op het standpunt dat de teckel door Ross agressief is benaderd en dat Ross Gijs
heeft doodgebeten.
2.5. Gedaagde deelt deze
mening niet en stelt dat er sprake is geweest van een ongeval. Ross is tijdens
het spelen op Gijs gevallen. Er is volgens gedaagde geen causaal verband tussen
het incident en de dood van Gijs.
3. Het geschil
3.1. Eisers vorderen in
deze procedure veroordeling van gedaagde tot een bedrag van € 2.746,95 in verband
met geleden en nog te lijden materiële schade als ook betaling van een bedrag
van € 1.500,00 terzake immateriële schade, zulks met veroordeling van gedaagde
in de kosten van deze procedure.
3.2. Eisers hebben aan
hun vordering onder meer – kort en zakelijk weergegeven – ten grondslag gelegd,
dat de hond Gijs door toedoen van de hond van gedaagde, Ross, is overleden.
3.3. Eisers stellen zich
primair op het standpunt dat gedaagde op grond van het bepaalde in artikel
6:179 BW als huisdierenbezitter en eigenaar aansprakelijk is en zij vorderen
uit dien hoofde van gedaagde schadevergoeding.
3.4. Subsidiair vorderen
eisers een schadevergoeding op grond van een onrechtmatige daad die gedaagde
jegens eisers heeft gepleegd. Gedaagde heeft immers niet de zorgvuldigheid betracht
die van een huisdierenbezitter mocht worden verwacht.
3.5. Gedaagde heeft
gemotiveerd verweer gevoerd. Waar nodig zal de kantonrechter bij de beoordeling
van het geschil nader ingaan op de wederzijdse stellingen van partijen.
4. De beoordeling
4.1. De kantonrechter
komt – gezien de processtukken – tot de navolgende overwegingen.
4.2. In geschil is of
gedaagde op grond van artikel 6:179 BW dan wel 6:162 BW aansprakelijk is voor
de schade die eisers hebben als gevolg van de gebeurtenissen op 10 december
2011.
4.3. Artikel 6:179 BW
bepaalt dat de bezitter van een dier aansprakelijk is voor de door het dier
aangerichte schade, tenzij aansprakelijkheid op grond van de eerste afdeling
van titel 3 boek 6 BW zou hebben ontbroken, indien de bezitter de gedraging van
het dier waardoor de schade werd toegebracht in zijn macht zou hebben gehad.
4.4. Niet gesteld of
gebleken is dat sprake is van de uitzondering op de hoofdregel - de tenzij-clausule
aan het slot van artikel 6:179 BW -, te weten de denkbeeldige situatie dat
indien gedaagde de gedraging van zijn hond in zijn macht zou hebben gehad, de
aansprakelijkheid zou hebben ontbroken.
4.5. Partijen
verschillen van mening of Gijs door toedoen van de Amerikaanse Stafford Ross is
overleden en of gedaagde in dit verband enig verwijt kan worden gemaakt. De
kantonrechter overweegt het volgende.
4.6. De kantonrechter
overweegt dat het algemeen bekend is dat een Stafford een vrij grote, forse
hond is en een teckel een klein hondje. Vast staat dat Gijs na contact te hebben
gehad met de Amerikaanse Stafford van gedaagde gewond is geraakt en later op de
dag is overleden. Eveneens staat als niet weersproken vast dat Ross op enig
moment met Gijs in zijn bek is komen aanlopen. De kantonrechter acht daarbij de
vraag of de honden al dan niet waren aangelijnd van te gering belang. Gedaagde
heeft op enig moment kennelijk de macht over zijn hond verloren en heeft hem in
contact laten komen met de teckel. Blijkens de eigen stellingen van gedaagde
heeft een te wijde halsband er toe geleid dat Ross is losgekomen. Wat daarvan
ook zij, een en ander leidt er niet toe dat dit gedaagde niet aansprakelijk zou
maken. Gedaagde had er hoe dan ook voor moeten zorgen dat zijn Stafford bij hem
bleef. Niet gebleken is dat gedaagde tijdig heeft ingegrepen om het contact
tussen Ross en Gijs te voorkomen. Gelet op het verschil in grootte en kracht
tussen beide honden had gedaagde er rekening mee moeten houden dat dit contact
nadelige gevolgen zou kunnen hebben voor de veel kleinere en lichtere hond.
4.7.
Gedaagde staat alleen in zijn standpunt dat er sprake was van spelende honden.
Niet alleen eiseres sub 2 spreekt over “geweld van de honden”, maar ook uit de
overgelegde verklaring van overbuurman [X] (productie 5 bij dagvaarding) blijkt
dat er geenszins sprake was van een spel tussen de 2 honden. Zo verklaart [X]
onder meer:
“………en
ik was heel bang dat de grote stafford de tekkel zou verscheuren voor de ogen
van [eiser sub 2]”.
Uit
deze passage kan bezwaarlijk enig spel worden afgeleid. De kantonrechter gaat
er dan ook van uit dat de Stafford Gijs op agressieve wijze heeft bejegend en
dat er dus geen sprake was van spelende honden.
4.8. Gedaagde stelt
voorts dat de bevindingen van de geconsulteerde dierenarts niet kunnen leiden
tot de ondubbelzinnige conclusie dat Gijs ten gevolge van een beet van Ross is
overleden. De kantonrechter oordeelt in dat verband op dat het enkele feit dat
er bij Gijs geen bijtwond is geconstateerd niet wegneemt dat Ross door de veel
kleinere hond in zijn bek te nemen dodelijk letsel aan Gijs heeft toegebracht.
De dierenarts maakt melding van gebroken ribben en inwendige bloedingen, die er
niet vanzelf of uit “spel” komen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan het
niet anders zijn dan dat deze inwendige verwondingen door toedoen van Stafford
Ross zijn veroorzaakt. Mogelijk dat de kracht van de kaken van Ross daar debet
aan is geweest.
4.9. Uit het
vorenstaande volgt dat in voldoende mate is komen vast te staan dat Gijs door
toedoen van Ross is overleden en dat gedaagde daarvoor als bezitter van het
dier aansprakelijk te houden is.
4.10.
Eisers hebben bij dagvaarding de door hun gestelde schade nader gespecificeerd.
Eisers claimen de navolgende schadeposten:
-
dierenarts (consult na incident) € 48,00
-
crematiekosten € 219,50
-
aankoop hond Gijs € 900,00
-
inentingskosten Gijs € 169,45
-
gehoorzaamheidstraining Gijs € 170,00
-
reiskosten € 95,00
-
immateriële schade Mennen € 500,00
-
buitengerechtelijke incassokosten € 595,00
4.11. Het totaalbedrag
van de door eisers opgevoerde materiële schade bedraagt € 2.746,95
4.12.
Gedaagde heeft de door eisers opgevoerde schadeposten weersproken.
4.13.
Ten aanzien van de door eiseres gevorderde schade overweegt de kantonrechter
het navolgende.
Uit
de risicoaansprakelijkheid die artikel 6:179 BW met zich brengt volgt dat
gedaagde als bezitter van het dier gehouden is tot schadevergoeding. De vraag
is vervolgens wat onder schade moet worden verstaan, omdat vergoeding van
schade in het onderhavige geval de rol heeft om de gevolgen van onrechtmatig
handelen – zoals hier aan de orde – te compenseren.
Daarbij
geldt als uitgangspunt dat degene die van andermans fout nadeel ondervindt
zoveel mogelijk in de positie moet worden gebracht waarin hij zonder die fout
zou hebben verkeerd.
4.14. De kantonrechter
acht het in dat verband in beginsel redelijk dat de aanschafwaarde van de hond
aan eiseres sub 1 wordt vergoed. Daarbij acht de kantonrechter een vermindering
in de aanschafprijs op zijn plaats. Gedaagde trekt in dit verband de enigszins
ongelukkige vergelijking met een auto, hetgeen de kantonrechter minder passend
voorkomt. Dat er echter sprake is van een waardevermindering van de hond is
evident; een hond daalt gelet op zijn levensverwachting èn de vreugde die
menigeen aan een zelf op te voeden pup beleeft in waarde, bijzondere
omstandigheden daargelaten. De kantonrechter kan eisers niet volgen in hun
stelling dat een volledig gedomesticeerde hond meer waard is geworden dan de
aanschafprijs, nu deze stelling op geen enkele wijze nader wordt onderbouwd. De
kantonrechter acht een vervangende waarde van € 800,00 redelijk en zal dit
bedrag aan eisers toewijzen.
4.15. Ook de kosten van
het consult bij de dierenarts en de crematiekosten liggen voor toewijzing
gereed. Deze kosten staan in rechtstreeks verband met de gebeurtenissen op 10 december
2011. Dat geldt niet voor de kosten van de gehoorzaamheidstraining en de reiskosten.
Deze posten moeten worden gerekend tot reguliere investeringen die bij de
aanschaf van een puppy worden gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat bij
deze posten het causaal verband in onvoldoende mate aanwezig is.
4.16.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding wordt als volgt
overwogen. Eisers hebben in dit kader aangegeven dat zij geschokt zijn door de
gebeurtenissen. De kantonrechter wil aannemen dat deze gebeurtenissen een grote
impact op eisers hebben gehad en dat eisers daardoor emotioneel geraakt zijn.
Echter, voor toekenning van enige immateriële schadevergoeding dient er sprake
te zijn van geestelijk letsel bij degene die geconfronteerd is geworden met een
schokkende gebeurtenis. Daarvan is de kantonrechter in onvoldoende mate
gebleken. Het enkele gegeven dat eiseres sub 2 haar huisarts heeft geconsulteerd
en kalmerende medicatie heeft gekregen is in dat opzicht onvoldoende. In ieder
geval kan uit het procesdossier niet worden afgeleid dat eisers blijvende
psychische schade van het gebeuren hebben ondervonden. Voor zover eisers hebben
bedoeld een immateriële schadevergoeding te vorderen op grond van
affectieschade overweegt de kantonrechter dat het stelsel van de wet meebrengt
dat eisers geen vordering te gelde kunnen maken tot vergoeding van nadeel
wegens het verdriet dat zij ondervinden als gevolg van het overlijden van hun
hondje. Ook een vordering op grond van zogenaamde shockschade kan niet slagen,
nu er geen sprake is van geestelijk letsel, in die zin dat er sprake is van een
in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Dat
betekent dat de vordering ten aanzien van de immateriële schade zal worden
afgewezen.
4.17. Uit het
vorenstaande volgt dat de vordering van eisers zal worden toegewezen tot een
bedrag van € 1.067,50. De buitengerechtelijke incassokosten zullen naar
evenredigheid worden gematigd tot een bedrag van € 150,00. Gedaagde zal
derhalve worden veroordeeld tot betaling aan eisers van een bedrag van €
1.217,50.
4.18. Gedaagde zal als
de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze
procedure aan de kant van eisers gevallen en tot op heden begroot op een bedrag
van:
-
dagvaarding € 97,64
-
griffierecht € 207,00
-
salaris gemachtigde € 400,00
_________
totaal € 704,64
5. BESLISSING
De kantonrechter:
5.1. Veroordeelt
gedaagde om aan eisers tegen behoorlijke kwijting te voldoen een bedrag van €
1.067,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2011 tot
aan de dag der algehele voldoening.
5.2. Veroordeelt
gedaagde in de kosten van dit geding aan de kant van eiseres gevallen en tot
aan deze uitspraak begroot op € 704,64.
5.3. Verklaart dit
vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
5.4. Ontzegt het meer of
anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen
door mr. O.M. de Lange, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting
op 24 april 2013 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.