Hein Jens over Wilde dieren in het Circus
De mens heeft al sinds de prehistorie dieren in zijn leefomgeving gehad. Voor onze jaartelling werd er ook al opgetreden met gedresseerde dieren. Het meest bekend is het gebruik van leeuwen en andere dieren door de Romeinen. In de Middeleeuwen was het optreden van dansende beren populair. Rond 1780 ontstaat het circus zoals wij dat nog steeds kennen door samenvoeging van bestaande theatervormen en reizende dierentuinen. In de eerste circussen traden voornamelijk paarden op in de piste. Er waren wel degelijk wilde dieren, meestal leeuwen, aanwezig bij het circus. Die reisden mee in de reizende dierentuin. ’s Avonds was er een circusvoorstelling en overdag kon het publiek tegen betaling de dierentuin bezoeken. Om de wildheid van leeuwen te tonen gingen de eerste ‘leeuwentemmers’ de kleine kooi binnen. Door de kleine ruimte had de leeuw geen andere keus dan te reageren met agressie. De ‘leeuwentemmer’ moest maar zien hoe hij levend uit de kooi kon komen. Hij gebruikte allerlei wapens om zich te verdedigen: stokken, gloeiende staven, een stoel, een geladen pistool. Niet diervriendelijk! Vaak liet de leeuwentemmer het leven. De grote verliezer was altijd het dier dat zwaar getraumatiseerd in de kooi achterbleef.
Kentering in dierenwelzijn circus
Het eerste optreden met wilde dieren was uiterst dieronvriendelijk. Daar kwam verandering in tussen 1880 en 1900. Toen was het de Duitser Carl Hagenbeck die begon met nieuwe dressuurmethoden. Hij introduceerde de grote kooi. Daarin heeft het dier alle ruimte. De mens kan op afstand blijven, zodat het dier niet meer met agressie reageert. Ook liet hij het dier alleen maar dingen doen die het dier al uit zichzelf deed. De ontwikkeling van betere, diervriendelijke dressuurmethoden is door anderen voortgezet. Dwang en het inboezemen van angst bij het dier hebben plaatsgemaakt voor het opbouwen van een vertrouwensband tussen mens en dier en het belonen van het gedrag waardoor dit gedrag binnen bepaalde grenzen te sturen is.
Rond 1880 is er begonnen met de afbouw van wildvang. Tot die tijd werden er wilde dieren vanuit hun natuurlijke habitat naar Europa vervoerd. Sinds 1969 is het uit de wildernis halen van dieren (t.b.v. dierentuin of circus) in Europa definitief verboden. Er is rond 1880 ook gestart met fokprogramma’s met wilde dieren die reeds in het circus zaten. Inmiddels hebben we te maken met 6e of 7e generatie dieren die in‘gevangenschap’ zijn geboren. Echt ‘wild’ zijn de dieren dus al lang niet meer. De circusdieren zijn ‘geboren tussen’ de mensen. Niet alleen op het gebied van dressuurmethoden is er veel veranderd in het circus sinds1900. Het dierenwelzijn staat hoog in het vaandel bij de meeste circusondernemers. Daarvalt ook huisvesting onder. Beschutting, graasmogelijkheden, beweging en goede verzorging. Zo werkt de circusbranche in heel Europa samen aan het opstellen van een uitgebreide set regels en voorschriften betreffende het houden van dieren. Met de nu geldende Richtlijnen Welzijn Circusdieren worden indirect ook eisen gesteld aan de evenemententerreinen zoals die door gemeenten en particulieren beschikbaar worden gesteld. In de Richtlijnen Welzijn Circusdieren worden eisen gesteld voor de afmeting en ondergrond van dierverblijven. De Richtlijnen vormen ook een instrument om te toetsen of het circus voldoet aan de regels.
Wilde dieren in het Wereldkerstcircus
Carré vindt dierenwelzijn belangrijk. We werken dan ook alleen met artiesten die zich volledig houden aan alle Nederlandse en Europese wetten met betrekking tot dierenwelzijn. Er is geen vergunning nodig voor het optreden van circussen in Carré.Vanzelfsprekend houdt Carré zich aan de Europese richtlijnen m.b.t. vervoer, rusttijden en accommodatie. Daarnaast staan de dieren i.s.m. specialisten van Artis onder medisch toezicht. Carré is aangesloten bij de ECA (European Circus Association). Dit is een samenwerkingsverband tussen Europese circussen die pleit voor goede inspectie en naleving van Europese wetten m.b.t circus en dierenwelzijn.De dieren worden absoluut niet mishandeld. De dompteurs behandelen de dieren als hun eigen kinderen. De dierenarts komt elke week langs. Zoals de dompteurs van de leeuwen in Het Wereldkerstcircus zeggen: “ongezonde of bange dieren zijn gevaarlijk. We moeten ervoor zorgen dat ze gezond en ontspannen zijn. Je moet hun respect en vriendschap proberen te winnen”. De dompteurs verdienen hun brood met de dierennummers in het circus; ze gebruiken al hun tijd en geld om ervoor te zorgen dat de dieren een leuk, uitdagend en gezond leven hebben. De dompteurs van de wilde dieren gebruiken helemaal geen kleine kooien. Zoals de broers Martin en Alex Lacey: zij hebben een grote buitenkooi van 10 bij 18 meter, waarin de dieren vrijuit kunnen leven. De dieren in het circus hebben een actief leven. Ze rennen, springen in de piste tijdens voorstellingen en trainingen.
Leeuwen in het wild worden meestal zo’n dertien tot zestien jaar oud. In circussen leven ze langer, soms wel tot vijfentwintig jaar. Dat komt omdat ze altijd goed te eten krijgen en goed verzorgd worden. Oude dieren die niet meer kunnen optreden komen terecht ineen dierentuin. Daar is echter niet altijd plaats. Derhalve heeft de dompteur Alex Lacey alvast een stuk land in Frankrijk gekocht, waar de oude leeuwen rustig kunnen rondlopen.
Dierenmishandeling als belangrijkste argument
Het allerbelangrijkste kenmerk van dierenrechtenorganisaties binnen het kader van de discussie over wilde dieren in het circus is dat ze de boodschap uitdragen dat de dressuurmethoden zijn gebaseerd op angst en dwang en dat het circus geen welzijn kan bieden aan dieren. Het argument ‘wilde dieren in het circus = dierenmishandeling’ is vanaf het ontstaan van het circus in 1780 steeds aangevoerd. Ook rond 1920 toen aanhangers van het ‘Jack London Verbond’ gemeentebesturen verzochten om geen vergunningen aan circussen te verlenen vanwege dierenmishandeling. Als rond 2005 op basis van uitgebreid onderzoek duidelijk wordt dat dierenmishandeling in Europa niet in circussen voorkomt, wordt door dierenrechtenorganisaties de term ‘dierenwelzijn’ geïntroduceerd. Hiermee willen zij aangeven dat het welzijn van dieren bij circussen in het geding zou zijn en er dus tóch sprake is van dierenmishandeling. Op dit moment beroepen dierenrechtenorganisaties zich op ethische bezwaren.
Afsluitend een conclusie uit het Engelse rapport van DEFRA (Department forEnvironment, Food and Rural Affairs, oktober 2007): “Er is geen enkele reden om op grond van dierenwelzijn een verbod in te stellen op bepaalde (niet gedomesticeerde) diersoorten in circussen. Er zijn geen (wetenschappelijke) aanwijzingen dat dieren in circussen in hun welzijn worden aangetast. De keuze voor een verbod is louter een politieke keuze die wordt ingegeven door een politieke overtuiging of levensovertuiging.”
Als reactie op de rapporten ‘De intrinsieke waarde van dieren in performancepraktijken’(prof. dr. F.W.J. Keulartz, Wageningen Universiteit en Researchcenter (WUR) en dr. Jac.A.A. Swart, Rijksuniversiteit Groningen (RUG)) en ‘
Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland’ (dr. ing. H. Hopster, Animal Science Group van de Wageningen Universiteit en Researchcenter (WUR)) schrijft de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mevrouw G. Verburg, op 27 juli 2009 het volgende: “Alles tegen elkaar afwegende wil ik dieren, in principe ook wilde dieren, toestaan in circussen, mits het welzijn van de (wilde) dieren voldoende gewaarborgd wordt”.
Directie van Koninklijk Theater Carré
Amsterdam, 20 december 2011
ALGEMENE REACTIE van 'WILDE DIEREN DE TENT UIT'
'Wilde Dieren de Tent Uit' is geschrokken door de uitkomsten van het
onderzoek. Niet alleen zijn de bevindingen van de onderzoekers in lijn met wat wij zelf de afgelopen jaren hebben waargenomen bij circussen, in veel gevallen was het zelfs beduidend erger. Wilde Dieren de Tent Uit ziet in het onderzoek dan ook opnieuw een bevestiging dat circussen niet in staat zijn het welzijn van wilde dieren te waarborgen. Ondanks de gebrekkige medewerking van de circussen en de zeer moeilijke onderzoeksomstandigheden heeft het onderzoek een scala aan misstanden naar boven gebracht.
Bovendien blijken de circussen zich niet aan de huidige wetgeving te houden. Wij handhaven daarom ons pleidooi dat het gebruik van wilde dieren niet meer van deze tijd is en wettelijk verboden moet worden. Extra onderzoek achten wij niet noodzakelijk. De beschikbare gegevens spreken voor zich.
BEPERKINGEN ONDERZOEK
Belangrijke beperking in het onderzoek is dat niet alle aspecten van het leven van dieren in circussen konden worden onderzocht. Zo bleek het niet mogelijk om inzicht te krijgen in de levensloop van dieren in circussen (waar komen ze vandaan en waar blijven ze na hun 'carrière') en de selectieprocedure (wat gebeurt er met dieren die ongeschikt worden geacht). Ook bleek het niet mogelijk om overwinteringsverblijven, reizende circussen in de winter, trainingen en de wijze van opvoeding door mensen te onderzoeken. Hierdoor zijn een aantal belangrijke en zorgwekkende onderdelen uit het leven van dieren die in circussen worden gebruikt buiten beschouwing gebleven.
WETGEVING OVERTREDEN
Hoewel er geen specifieke wetgeving voor het houden van dieren in circussen bestaat, toont het rapport aan dat de onderzochte circussen zich niet aan de algemene wetgeving houden. Bijna de helft van de paarden bleek niet gechipt te zijn, zoals verplicht is gesteld sinds 1 januari 2006. Enkele circussen beschikten niet over de wettelijk verplichte CITES papieren voor al hun dieren. Voor andere dieren kon niet in alle gevallen worden vastgesteld of de circussen wel over de juiste CITES papieren beschikten. De herkomst van een aantal dieren bleef onbekend.
Bij de vraag of de stalapotheek getoond kon worden, werd dit in een aantal gevallen geweigerd. Er werd toegegeven een aantal verboden middelen in bezit te hebben (onbekend welke).Naast bovenvermelde wetsovertredingen bleek ook de rest van de dierenadministratie van de meeste circussen en verantwoordelijken "onder de maat of afwezig".
ONDERZOEKERS GEWEIGERD BIJ TRAININGEN
De veelal gevoerde argumenten van circussen dat trainingen zonder geweld worden uitgevoerd, kon niet worden gestaafd omdat de onderzoekers in alle gevallen geweigerd werden bij de trainingen. De onderzoekers hebben dus geen trainingen kunnen waarnemen. De trainingen vinden voornamelijk plaats in de winterrustperiode. Twee diersoorten werden getraind in het buitenland, één circus was tijdens de winterstop onvindbaar. Tijdens voorstellingen werden dwangmiddelen waargenomen zoals een zweep bij de tijgers en leeuwen, een olifantenhaak bij de olifanten en een zweep bij de olifanten, welke, volgens de onderzoekers, enkele keren op ruwe wijze werden gebruikt. De olifantenhaak wordt bij een circus permanent, dus ook buiten de piste, door de dompteur gebruikt.
De onderzoekers konden uit de waargenomen angst van de dieren tijdens de voorstelling concluderen dat training op basis van dominantie gebeurt.
DIERVERZORGEND PERSONEEL IN CIRCUSSEN ONPROFESSIONEEL
Het onderzoek laat zien dat géén van de dierverzorgers of trainers een (dier)gerelateerde opleidingheeft gevolgd. Uit de omgang met de dieren bleek volgens de onderzoekers dat de verzorgers niet altijd beschikken over zelfs maar basiskennis van de omgang met het dier. Eveneens concludeert het rapport: "Verantwoordelijken komen kennis tekort ten aanzien van preventieve gezondheidszorg als vaccinaties, voet- en gebitsverzorging, ontwormen en contraceptie, ten aanzien van adequate,gebalanceerde voeding en ten aanzien van het herkennen van gedrags- en gezondheidsproblemen."
De voedingstoestand van de olifanten, tijgers en leeuwen bleek als gevolg in 66% van de gevallenondermaats.
GEZONDHEID DIEREN
Een schokkende 71% van de geobserveerde dieren in circussen in Nederland vertoont klinische afwijkingen, zo blijkt uit het onderzoek. Deze variëren van een verlamming bij een leeuw, acute dermatitis bij paarden, een leeuw met kattenaids en vermoedelijke TBC besmetting bij een olifant.
NAUWELIJKS STIMULATIE VOOR DIEREN
Circussen stellen dat zij terecht niet aan de dierentuinrichtlijnen hoeven te voldoen. Zij baseren dat hoofdzakelijk op het argument dat dieren in circussen dagelijks veel stimulatie krijgen in de vorm van voorstellingen en trainingen en contact met de verzorgers en dompteurs. "Wij zijn 24 uur per dag met de dieren bezig" is een veel gehoorde uitspraak van het circus. Dit rapport laat zien hoe anders de werkelijkheid is. Optredens duren "niet langer dan 5 tot 10 minuten per individu". Verder concludeert het rapport "Buiten de voorstellingen wordt nauwelijks getraind." Uit het onderzoek blijkt dat er slechts 2 repetitiedagen in totaal waren voor alle 6 circussen, gedurende het gehele jaar in 2008.
LANGE TRANSPORTTIJDEN
Onderzoekers stelden vast dat circussen gemiddeld 1-2 keer per week naar een nieuwe locatie ‘verhuizen’. De tijdsduur tussen de drinkbeurten van de dieren tijdens transport loopt op tot meer dan 22 uur (olifanten). Het percentage tijd van daadwerkelijk rijden ten opzichte van de tijd waarin de dieren werden opgesloten in de transportwagen is gemiddeld 16%. De dieren worden dus zeer veel tijd opgesloten in de transportwagens.
VEILIGHEID
Volgens de onderzoekers is het risico op overdraagbare dierziekten op mensen en uitbraken waarbij het publiek is betrokken onverantwoord. “Veiligheidsaspecten blijven twijfelachtig. Zoals het houden van olifanten achter een elektrisch geladen weidedraad bergt risico’s in momenten van paniek.
Vrijlopende olifanten tijdens een “parade” lijken een niet te onderschatten risico (veiligheid en zoönosen) voor de omstanders.” En “de genomen veiligheidsmaatregelen bij de tijgers zijn discutabel. De buitenkooi van de dieren is niet voorzien van schrikdraad terwijl van tijgers bekend is dat ze uitstand 4 m hoog kunnen springen.” Ook wordt bij de roofdieren de piste niet afgesloten met een net. Uit onderzoek blijkt dat olifanten en tijgers de grootste veroorzakers van dodelijke beroepsongevallen zijn in circussen en dierentuinen in de Verenigde Staten. Het is een wonder dat er nog geen ernstige ongelukken in circussen zijn gebeurd in Nederland. Iedere dierentuin in Nederland zou direct gesloten worden als het zo zou omgaan met veiligheid en zoönosenpreventie.
LEEUWEN: BEVINDINGEN EN CONCLUSIES ONDERZOEKERS
De conclusies van de onderzoekers zijn dat het welzijn van leeuwen (7 leeuwen onderzocht in 2circussen) in één circus “in geringe mate is aangetast”, en in één circus “in ernstige mate” is aangetast.
In actieve toestand besteden de leeuwen gemiddeld 39 % van de tijd aan 'ijsberen', een vorm van stressgerelateerd gedrag.
De transporttijden van de leeuwen lopen op tot meer dan 13 uur, waarvan slechts 18% daadwerkelijk wordt gereden. De aanwezigheid van drinkwater tijdens het transport is onduidelijk.
De leeuwen zitten gemiddeld 99-100% in een transportwagen. Één circus houdt de dieren voortdurend opgesloten in transportwagens, in het andere circus zitten de dieren gemiddeld 0,6 %tijdens de rust (dus buiten voorstelling en transport) in het buitenverblijf.
Bij circus Benelux hadden de 2 leeuwen volgens de onderzoekers “nooit toegang tot een buitenkooien kregen zij ver ondermaatse voeding.” De normaal sociale dieren werden afzonderlijk in kooiengehouden. Een leeuw werd tijdens het onderzoek, na een jarenlange lijdensweg en na lang aandringen van de onderzoekers, om welzijnsredenen (verlamming) geëuthanaseerd.
Circus Herman Renz heeft jonge leeuwen die worden opgevoed zonder bijkomst van ouders/volwassen leeuwen. In de natuur worden de welpen echter in familieverband grootgebracht.
Verder zegt het onderzoek dat “het water van de grote katachtigen (en olifanten) constant beperkt is.”
REACTIE WILDE DIEREN DE TENT UIT
De gezondheid en het welzijn van de leeuwen in beide onderzochte circussen is verlaagd. De toestand van de leeuwen bij circus Benelux is zelfs zeer schokkend te noemen. Dit geeft niet alleen aan dat het zelfregulerend vermogen van de circussen zeer laag is. Het geeft eveneens aan dat het controle- en handhavingsapparaat van de autoriteiten faalt. Dat dit heeft kunnen gebeuren is zowel de circusbranche als de autoriteiten kwalijk te nemen.
Wederom werd geconstateerd dat circus Herman Renz de richtlijnen van haar eigen brancheorganisatie (VNCO) negeert. De richtlijnen geven aan dat de minimale oppervlakte van de binnenverblijven per leeuw 12 m2 moet zijn, echter de oppervlakte van de leeuwenverblijven bij Circus Herman Renz is slechts 3,75 m2 per leeuw.
Ondanks dat leeuwen in de wilde natuur grote delen van de dag rustend doorbrengen is hun gedragspatroon tijdens de actieve periode zeer uitgebreid en complex. En dan blijkt dat de wereld van het circus en de natuurlijke wereld van leeuwen enorm uiteen liggen. In actieve toestand vertoonden de onderzochte leeuwen 39% stereotiep gedrag (zoals ijsberen). Aan stereotiep gedrag ligt altijd een frustratie ten grondslag, of ligt daar nog steeds.