In NRC van
14 mei bespreekt Wim Pijbes, oud-directeur van het Rijksmuseum, een bronzen
beeld dat vlakbij het station in Groningen op een sokkel staat. Het heet
‘Landbouw en veeteelt’ en stelt een vrouw voor die een kalfje onder haar voet
heeft. Ook toont ze enkele korenaren. Pijbes citeert met instemming de maker
van het beeld omtrent de voorstelling: “het kalfje en de korenaren geven
uitdrukking aan de verbondenheid met het omliggende land”. Het dateert van
1953.
De
bespreking van Pijbes heeft als thema ‘aanstoot’; hij betrekt in zijn tekst ook
enkele andere beelden. Er is iets vreemds aan zijn bespreking. De mogelijke
aanstoot van ‘Landbouw en veeteelt’ betreft de naaktheid van het beeld, de
naakte vrouw. Pijbes zelf heeft daar geen moeite mee, ik evenmin.
De aanstoot
echter die er wel degelijk is, ligt m.i. dan ook heel ergens anders, en wel in
de uitbeelding van het thema. Concreet: het kalfje onder het geheven been van
de vrouw. Dat is zo plastisch dat het erop lijkt dat ze het dier elk moment kan
vertrappen. Pijbes ziet dat niet. Stel dat het kalfje om de schouders van de
vrouw gedrapeerd was – naar het bekende beeld van de Goede Herder - en haar
voet op een schoof korenaren, dan zou dat voor hem waarschijnlijk geen verschil
gemaakt hebben. Hij ziet alleen maar naaktheid, en ter ondersteuning noemt hij
de naam in de volksmond: Blote Bet.
Je moet wel
een extreme estheet zijn om de verwerpelijkheid, het onethische, van dit beeld
niet te zien. Over de betekenis van de kunst en de schoonheid wordt wel gezegd
dat ze bijdragen aan beschaving, aan de verzachting van het gemoed. Ik heb daar
mijn twijfels over. In dit geval wijst daarop niet alleen de loutere acceptatie
van het beeld in 1953, maar ook het feit dat het er nog steeds staat en
tenslotte dat er anno 2020 nog iemand is die vindt dat het ‘van moed’ getuigt
dat het beeld nog steeds ‘trots op haar sokkel staat’. En, voeg ik eraan toe,
nog steeds de stad te schande maakt.