maandag 20 februari 2012

IBM: Minachting van het Hof

IBM had de verplichting om het vonnis van de kantonrechter van 22 februari 2011 binnen 48 uur na (betekening van) het vonnis uit te voeren. De functie van Senior Client Representative KPN diende weer toegedeeld te worden aan de (geschorste) werknemer, op verbeurte van een dwangsom, tot een maximum van € 50.000.
IBM heeft tegen het in kort geding gewezen vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 25 oktober 2011 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. 
Toch weigerde IBM de werknemer weer in zijn oude functie aan te stellen. Het gaf er de voorkeur aan, in plaats daarvan, de maximale dwangsom te voldoen.
Hierop spande de werknemer - eiser - opnieuw een kort geding aan. In het nieuwe vonnis stelde de kantonrechter niet alleen de werknemer op alle punten in het gelijk maar hij gaf meteen IBM onder uit de zak, op een manier als je zelden ziet. Een zaak die ook de advocaat van IBM, mr. L.E.H. Scholz, zich nog lang zal heugen!
Uit dit vonnis alleen enkele fragmenten van de rechterlijke beoordeling en beslissing. Volledige tekst hier

***
Beoordeling
Tewerkstelling

8. IBM had de verplichting om het vonnis van de kantonrechter van 22 februari 2011 binnen 48 uur na (betekening van) het vonnis uit te voeren door [opvolger eiser] uit de door hem ingenomen functie van Senior Client Representative KPN te ontheffen, en die functie weer aan [eiser] toe te delen. Daar zou bij een concern als IBM welbeschouwd geen dwangsom voor nodig moeten zijn. Door het vonnis niet uit te voeren heeft IBM te kennen gegeven de rechtbank in zeer ernstige mate te minachten, welke attitude een concern als IBM geenszins past.

9. In dit kader is rechtstatelijk onzin (en onthutsend) de mededeling van IBM in haar brief van 17 november 2011 dat zij ‘besloten had’ [eiser] weer te werk te stellen in zijn functie. De kantonrechter had op 22 februari 2011 besloten dat [eiser] weer in zijn functie zou worden te werk gesteld en IBM had daar niets over te besluiten.

10. IBM heeft de verplichting om [eiser] te werk te stellen in zijn oude functie (en derhalve [opvolger eiser] daaruit te ontheffen) nog steeds. Een inhoudelijke toetsing van de zaak is niet op zijn plaats. Dat inmiddels tijd is verlopen maakt de verplichting alleen maar dwingender, doordat een onrechtmatige en [eiser] beschadigende situatie steeds langer duurt en de schade voor [eiser] oploopt. Dat IBM het zich zelf steeds moeilijker heeft gemaakt, kan onmogelijk aan [eiser] worden tegengeworpen. Dat [opvolger eiser] mogelijk aanspraken heeft (op een functie met gelijke beloning), zoals IBM ter terechtzitting als bezwaar tegen het vonnis van 22 februari 2011 aanvoerde, staat evenmin aan de verplichting van IBM in de weg.

De aanspraak van [eiser] weegt aanmerkelijk zwaarder dan die van [opvolger eiser], die zich er toch vanaf zijn aanstelling er van bewust geweest zal zijn dat [eiser] tenminste onredelijk werd behandeld. Elke dag dat de huidige situatie voortduurt wordt de verplichting [eiser] te werk te stellen door IBM geschonden. Het opnieuw opleggen van een dwangsom is dan ook stellig op zijn plaats.

11. De kantonrechter heeft zich er ter terechtzitting van vergewist dat geen sprake was van een verkeerde inschatting van de juridische werkelijkheid op een te laag echelon in het concern van IBM. Met de mededeling dat de hoofddirectie op de hoogte was, moet worden aangenomen dat daar ook de verantwoordelijkheid ligt. Dat alles leidt er toe een dwangsom op te leggen (met toepassing van de discretionaire bevoegdheid van artikel 611b Rv) die zodanig is dat vervallen van de dwangsom deze keer IBM in haar bedrijfsvoering zal raken.

12. Alleen dan zou een dwangsom niet meer op zijn plaats zijn indien voldoen aan de veroordeling van het vonnis van 22 februari 2011 volledig onmogelijk is geworden. IBM zelf heeft al – nog in een e-mail van 10 januari 2012: “is er niet meer een makkelijke scheiding te plaatsen tussen de werkzaamheden voor (oud-)Getronics en de werkzaamheden voor KPN” – meegedeeld dat het wel mogelijk is om die scheiding te maken. IBM heeft getracht die onmogelijkheid middels vele woorden aannemelijk te maken in die zin dat geen sprake meer is van een KPN-account als waar [eiser] tot 1 januari 2011 verantwoordelijk voor was, maar is daar in geen enkel opzicht in geslaagd. (…)

13. Bovendien heeft te gelden dat de omstandigheid dat er in de loop van 2011 ook andere veranderingen hebben plaatsgevonden of zijn toegepast die IBM nopen haar organisatie aan te passen, een omstandigheid is die zij [eiser] niet kan tegenwerpen. Immers, had zij, zoals van haar ook stellig mocht worden verlangd, voldaan aan het vonnis van 22 februari 2011, dan zou zij zich niet voor de vraag gesteld zien welke werkzaamheden zij [eiser] thans dient aan te bieden. Door het vonnis naar eigen zeggen‘naast zich neer te leggen’, heeft zij zichzelf in een nog benardere positie gebracht dan begin 2011 het geval was. Ook toen bestond het probleem dat zij de functie van [eiser] al had vergeven aan [opvolger eiser], maar dat probleem is door enkel tijdsverloop niet verdwenen maar juist in complexiteit toegenomen, wellicht zelfs door de gestelde ingezette integratie van het KPN- en Getronics-account, waarvan [eiser] overigens gemotiveerd heeft gesteld dat de oude indeling nog grotendeels aanwezig is, welke stelling hierboven is gevolgd.

14. IBM heeft nog aangevoerd dat zij [eiser] naast [opvolger eiser] in de functie van Senior Client Representative KPN kan benoemen. Waar in de functiebeschrijving (die IBM ter zitting heeft doen voorlezen) vermeld is dat de Senior Client Representative KPN eindverantwoordelijk is voor de account KPN, is al onbegrijpelijk hoe twee personen eindverantwoordelijk kunnen zijn.

Daar komt bij dat IBM kennelijk op geen enkele manier heeft getracht dit voornemen met [eiser] en [opvolger eiser] te bespreken. Wat daar verder van zij, [eiser] behoeft gelet op het reeds gewezen vonnis geen genoegen te nemen met een functie waarin hij de eindverantwoordelijkheid deelt met een ander, althans niet zolang er geen heldere en door [eiser] in redelijkheid goed te keuren verdeling van de werkzaamheden tussen hem en een eventuele tweede Senior Client Representative KPN is gemaakt.
[eiser] heeft er aanspraak op dat zijn werkzaamheden, zoals hij die ruim vijf jaar lang voor KPN heeft verricht, naar hem terugkeren. Als dit betekent dat IBM hierdoor een aantal doorgevoerde veranderingen dient terug te draaien, dan kan dit gelet op de voorgeschiedenis van haar worden verlangd.

15. IBM heeft de kantonrechter nog verzocht om te bepalen welke werkzaamheden aan [eiser] moeten worden opgedragen. Daarmee overvraagt IBM. Voorop gesteld wordt dat de aard van deze procedure zich niet leent voor bepaling van de precieze functie-inhoud van Senior Client Representative KPN en dat als uitgangspunt dient te worden genomen hetgeen de kantonrechter in zijn vonnis van 22 februari 2011 heeft beslist, te weten dat [eiser] aanspraak heeft op de functie waaruit hij destijds ten onrechte door IBM is ontheven. Niet in geschil is dat deze functie sinds januari 2011 door [opvolger eiser] wordt uitgeoefend.

(…)

BESLISSING

De kantonrechter:

I. beveelt IBM om [eiser] binnen 48 uur na betekening van dit vonnis te werk te stellen in zijn functie van Senior Client Representative KPN, op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat IBM daarmee in gebreke blijft;
II. bepaalt dat IBM boven een bedrag van € 5.000.000,00 geen dwangsommen meer verschuldigd zal zijn;


III. veroordeelt IBM om aan [eiser] te betalen:

- € 5.311,00 bruto aan achterstallig loon over de maand januari 2011 en € 2.655,50 bruto aan wettelijke verhoging;

- € 55.055,00 bruto aan achterstallig loon over de periode februari tot en met december2011 en€ 27.527,50 bruto aan wettelijke verhoging;

- bij wijze van voorschot € 12.165,00 bruto per maand vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag dat [eiser] door IBM in zijn functie is tewerk gesteld, dan wel tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd; 

- de wettelijke rente over de hierboven genoemde bedragen vanaf het moment van verschuldigdheid en tot dag der voldoening;

IV. veroordeelt IBM in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op:

- voor verschuldigd griffierecht € 426,00

- voor het exploot van dagvaarding € 90,81

- voor salaris van gemachtigde € 400,00
In totaal: € 916,81

één en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;

V. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
VI. wijst af het meer of anders gevorderde.

Aldus gewezen door mr. J. Westhoff, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.

1 opmerking:

  1. Interessante casus. Hopelijk worden bedrijven door het oordeel van de rechter wat voorzichtiger.

    BeantwoordenVerwijderen