De reclamecodecommissie (RCC) kan beschouwd worden als een aardige vingeroefening in het recht. De Code is eenvoudig, heeft een heel beperkt aantal artikelen. De uitspraken komen dan ook vaak op hetzelfde neer. Maar de procedure, inclusief hoger beroep, de inkleding van de uitspraken, de formulering, het oogt toch allemaal wel professioneel. Nadeel is dat de geschiedenis van de uitspraken niet of nauwelijks toegankelijk is. Je krijgt dus niet goed inzicht in de heersende opvattingen binnen de commissie.
Het is zelfregulering door het bedrijfsleven, geen echte rechtspraak dus, maar uitsluitend ‘aanbevelingen’ aan een bedrijf om een bepaalde reclame niet meer te gebruiken. Lastig natuurlijk als het om een ingekochte serie gaat. De aanleiding zijn doorgaans klachten van particulieren over aanstootgevende of misleidende reclame. Dat gebeurt heel makkelijk bijv. door een formulier in te vullen op de website. Heel laagdrempelig.
Het komt ook voor dat bedrijven onderling ruziemaken over reclame-uitingen, bijv. AH tegen Dirk van den Broek; Marlies Dekkers tegen Sapph.
Als algemeen uitgangspunt voor de RCC geldt m.i. dat reclame o.k. is. Dat is ook logisch: de bekostiging van de club wordt betaald door datzelfde bedrijfsleven! Je spuugt niet gauw in de hand die je voedt.
Overdrijving wordt aanvaard als inherent aan reclame. Over klachten die alleen of in hoofdzaak de goede smaak betreffen, doet de RCC geen uitspraak: dat vindt ze te subjectief.
Al met al is het geen sinecure bij de RCC als klager gelijk te krijgen. Wakker Dier is er vaste klant, maar krijgt ook geregeld het lid op de neus. De Dierenbescherming schittert er door afwezigheid, wat niemand zal verbazen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten