'Glycine' is de naam van een klimplant. In gewone taal: blauwe regen. Alhoewel, wat heet gewone taal. Het woord komt zomaar voor in Nijhoffs beroemde gedicht ‘Impasse’ (in beide versies ervan):
Juist vangt de fluitketel te fluiten aan,
haar hullend in een wolk die opwaarts schiet
naar de glycine door het tuimelraam.
haar hullend in een wolk die opwaarts schiet
naar de glycine door het tuimelraam.
En er bestaat een roman van een zekere Hendrik Prijs getiteld
Het huis met de glycines.
Over de herkomst van het woord zegt de etymologiebank het
volgende:
glycine [blauweregen] {na 1950} < frans glycine; werd zo genoemd vanwege de
kleverigheid van de heester, naar grieks glukus [zoet].
Dat jaartal is onbegrijpelijk als je weet dat Nijhoffs gedicht van 1934 dateert en Prijs’ roman van omstreeks 1938.
Maar de verklaring ‘zoet’ brengt ons verder.
Het aardige is namelijk dat in de biochemie een van twintig
aminozuren òòk glycine genoemd wordt. Het klinkt raar maar dit zuur smaakt
zoet! Deze glycine zou ontdekt zijn in de negentiende eeuw - in (suiker)bietensap.
Molecuulformule C2H5NO2
Geen opmerkingen:
Een reactie posten