Het begint een beetje op een woordenspel te lijken.
1. De Partij voor de Dieren vermijdt het woord 'afschot' maar lijkt in beginsel voor 'reactief beheer', d.i. afschot door Staatsbosbeheer.
2. De dierenartsen pleiten m.i. onomwonden voor 'proactief afschot', althans onder de huidige omstandigheden. Dit komt neer op massaslachting.
3. Joop de Jonge is tegen ieder afschot. Hij wil dat Tweede Kamer ingrijpt, met andere oplossingen.
***
Partij voor de Dieren (‘reactief beheer’):
vindt dat het welzijn van het individuele dier voorop moet
staan, zonder dat de vrijheid en het natuurlijke gedrag van de kudde worden
aangetast, en met zo min mogelijk ingrijpen van de mens.
Pas als blijkt dat een dier de winter niet zal overleven,
moeten deskundige beheerders voorkomen dat het dier onnodig lijdt. Dit wordt
wel ‘reactief beheer’ genoemd. Hierbij wordt niet gejaagd.
---------------------------------------------------
---------------------------------------------------
Joop de Jonge (‘beheer
zonder geweer’):
is van mening dat
a) de Oostvaardersplassen te klein
zijn om een populatie grote grazers stabiel te houden wegens het ontbreken van
ecologische verbindingen en de aanwezige hekken;
b) de grote grazers door mensen op
de Oostvaardersplassen zijn geplaatst;
Is derhalve van mening dat de
grote grazers niet als 'wilde dieren' beschouwd moeten worden die zonder
menselijk ingrijpen in de 'natuur' moeten overleven maar dat de grote grazers
als gehouden dieren beschouwd moeten worden waarvoor een zorgplicht geldt.
Is voorts van mening dat de
manier waarop Staatsbosbeheer invulling geeft aan haar zorgplicht, namelijk
door het jaarlijks afschieten van grote aantallen dieren, niet de juiste is.
Roept op de grote grazers in de Oostvaardersplassen te beschouwen als
gehouden dieren waarvoor een zorgplicht geldt en daarnaar te handelen.
---------------------------------------------------
Dierenartsen (KNMvD)
De KNMvD is van mening dat de
samenleving een morele verantwoordelijkheid heeft voor het welzijn van dieren
die worden gebruikt bij een door de mens gewenste ontwikkeling van een
ecosysteem. Dit geldt onder meer voor de Heckrunderen, Konikpaarden en
Edelherten die zijn uitgezet in de Oostvaardersplassen. Bij het uitzetten van
grote grazers in natuurgebieden moet vooraf worden bepaald welke consequenties
dit heeft voor de gezondheid en het welzijn van de dieren. Gezien de ontwikkelingen
in de Oostvaardersplassen is de KNMvD van mening dat onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen en de maatschappelijke
verontwaardiging die dit natuurbeheer zou opleveren.
Ook is niet voldoende stilgestaan
bij de keuze van de geïntroduceerde diersoorten. Een experiment als de Oostvaardersplassen
verdient wat de KNMvD betreft geen navolging.
Inmiddels is in de
Oostvaardersplassen door natuurlijke selectie een redelijk robuuste populatie
grote grazers ontstaan, waarbij het welzijn van de dieren over het algemeen
goed is. De dieren leven in sociale groepen en kunnen hun natuurlijk gedrag vertonen.
Een groot deel van het jaar is er voldoende voedsel en verkeren de dieren in
goede conditie. In de winterperiode ontstaat een gebrek aan voedsel. Migratie
naar gebieden met meer voedsel is door de afbakening van de Oostvaardersplassen
helaas niet mogelijk. Hierdoor sterven, wanneer er niet ingegrepen wordt, in
strenge winters veel dieren uiteindelijk van honger en uitputting. De KNMvD is van mening dat de doelstellingen
van de Oostvaardersplassen niet opwegen tegen het onnodig lijden van individuele
grote grazers door verhongering. Er zijn wat de KNMvD betreft geen zwaarwegende
mensgerichte belangen die rechtvaardigen dat er niet wordt ingegrepen om het
lijden van deze grote grazers te voorkomen.
Een goed uitgevoerd vroeg
reactief afschotbeleid kan in beginsel de dieren onnodig lijden besparen. In de
praktijk blijkt echter dat Staatsbosbeheer er niet in slaagt om aan de voorwaarden
die zowel door ICMO 1 als 2 zijn gesteld voor verantwoord beheer van de grote
grazers in de Oostvaardersplassen te voldoen. De KNMvD vindt daarom dat het
natuurvolgend beheer van de grote grazers in de Oostvaardersplassen opnieuw
moet worden herzien. Het is daarbij de vraag of verdergaande aantalsregulatie
via proactief afschot niet noodzakelijk is om het welzijn van de grote grazers
te waarborgen. Het structureel verminderen van de hoeveelheid grote grazers
zal, op de langere termijn, waarschijnlijk ook de biodiversiteit van het gebied
bevorderen.
Het vlees van de proactief
afgeschoten dieren zou wellicht bestemd kunnen worden voor humane consumptie of
gebruik in dierentuinen. Naast afschot kunnen ook andere beheermaatregelen
ingezet worden zoals herplaatsing van dieren naar andere natuurgebieden waar er
vraag naar is. Tot slot is het vooral voor de Heckrunderen van belang dat er op
korte termijn betere beschutting en schuilmogelijkheden worden gecreëerd binnen
de grenzen van het huidige gebied. Ook verdient het de aanbeveling te overwegen
de Heckrunderen volledig uit het gebied te verwijderen omdat zij zich wat
betreft hun graasgedrag het minst kunnen aanpassen aan de omstandigheden van
het gebied.
Standpunt over de gezondheid en
het welzijn van grote grazers in de Oostvaardersplassen
Dierenartsen hebben een
verantwoordelijkheid voor de gezondheid en het welzijn van dieren en voor het bewaken
van de volksgezondheid. Niet alleen de dierenarts zelf ziet deze rol voor zich
weggelegd, ook de samenleving verwacht van de dierenarts een hoge mate van
deskundigheid en betrokkenheid bij deze onderwerpen. Vanuit deze positie vindt
de KNMvD het, als beroepsorganisatie voor dierenartsen, van belang een bijdrage
te leveren aan het maatschappelijke debat over de grote grazers in de
Oostvaardersplassen.
De Oostvaardersplassen is een
natuurgebied waar Heckrunderen, Konikpaarden en Edelherten een groot deel van
het jaar een goed bestaan hebben omdat aan veel van hun natuurlijke behoeften
wordt voldaan. Aan het einde van de winterperiode wordt de draagkracht van het
gebied, voor de aanwezige grote grazers, echter overschreden. Er is dan te
weinig voedsel voor de hele populatie waardoor veel dieren ernstig verzwakken en onnodig lijden. Met name
Heckrunderen zijn minder geschikt gebleken voor de biotoop, wat is af te leiden
uit de ontwikkeling van deze populatie ten opzichte van de andere grote
grazers. Door middel van vroeg reactiefafschot tracht Staatsbosbeheer onnodig en
vermijdbaar lijden te voorkomen. Dat betekent dat jaarlijkse grote aantallen,
vaak jonge, verzwakte dieren worden afgeschoten. Dit lukt niet in alle
gevallen, waardoor sommige dieren alsnog van de honger sterven. Deze situatie
zorgt voor veel verontwaardiging en discussie in de samenleving.
De doelstelling van de
Oostvaardersplassen is de ontwikkeling van een samenhangend moerasecosysteem waarin
spontane natuurlijke processen zich zoveel mogelijk ongestoord kunnen afspelen.
Bovendien is het gebied in het kader van Natura-2000 aangewezen als habitat
voor een aantal belangrijke vogelsoorten waaronder de lepelaar, de zilverreiger
en de grauwe gans. Natura-2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden.
In Natura 2000-gebieden worden bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving
beschermd om de biodiversiteit te behouden. De grote grazers zijn in het gebied
geïntroduceerd om door middel van begrazing een bij dit doel passende en gevarieerde
vegetatie te realiseren. Volgens de tellingen van Staatsbosbeheer leven er
momenteel circa 3200 Edelherten, 1400 Konikpaarden en 255Heckrunderen in de Oostvaardersplassen.
Het gebied heeft een oppervlakte van zo’n 5500 ha waarvan ongeveer de helft uit
moeras en water bestaat.
Beleidsmatig wordt er in
Nederland vaak een onderscheid gemaakt tussen gehouden en niet gehouden dieren.
Niet gehouden of “wilde” dieren
worden in dat opzicht gezien als onderdeel van een ecosysteem waarbij het devies
is dat er zo min mogelijk menselijke interferentie is. Bij gehouden dieren
draait het om het welzijn vanhet individuele dier en staat de bijbehorende
zorgplicht centraal. De Raad voor
Dierenaangelegenheden (RDA) constateert in haar rapport “Zorgplicht Natuurlijk
Gewogen” dat deze kunstmatige scheiding vragen oproept. Dat blijkt ook uit het
debat over de grote grazers in de Oostvaardersplassen.
De RDA geeft aan dat de erkenning
van de intrinsieke waarde van dieren als wezens met gevoel voor alle dieren geldt,
of ze nu gehouden worden of niet. Daaruit vloeit voort dat we ook een bijbehorende
morele verantwoordelijkheid hebben voor het welzijn van alle dieren. De wijze
waarop we invulling geven aan deze zorgplicht kan echter verschillen en is
afhankelijk van de situatie. De RDA gaat daarbij uit van een dynamisch welzijnsconcept
waarbij het welzijn gerelateerd is aan het aanpassingsvermogen van het dier aan
zijn omgevingen de vrijheid om soortspecifiek gedrag te vertonen.
Onze zorgplicht wordt volgens de
RDA bepaald door de beschikkingsmacht van de mens en de mate waarin dieren zich
kunnen aanpassen aan hun omgeving. Als het aanpassingsvermogen niet is
overschreden dan is de zorgplicht beperkt tot het in stand houden van de status
quo, wat kan worden opgevat als een ‘afblijfplicht’. Als dieren echter niet
(meer) in staat zijn zich aan hun omgeving aan te passen, is hun welzijn
geschaad en zal de mens in beginsel maatregelen moeten nemen om lijden te
voorkomen. Er kunnen echter fysieke en/of technische beperkingen, dan wel mens-
of diergerichte belangen zijn die onze zorgplicht inperken. De RDA heeft hiervoor
heeft een afwegingskader ontwikkeld.
De KNMvD is van mening dat we een
zorgplicht hebben ten opzichte van de grote grazers in de Oostvaardersplassen.
Deze dieren zijn namelijk door de mens in dit gebied geplaatst en kunnen onder
barre omstandigheden niet migreren naar elders, wat ze in de vrije natuur wel
zouden doen. De runderen en de paarden hebben inmiddels een
proces van verwildering doorlopen maar zijn niet volledig wild. Dat houdt in
dat de zorgplicht zowel gericht moet zijn op het individuele dier door het voorkomen
van onnodig lijden, als op de populatie middels het zorgdragen voor een
geschikte natuurlijke omgeving.
Moreel gezien moeten de grote grazers volgens de KNMvD beschouwd worden
als dieren met intrinsieke waarde, wezens met gevoel die pijn en leed kunnen
ervaren, en die wat betreft hun leefomgeving afhankelijk zijn van de mens. Dit
staat op gespannen voet met het ecologisch beheer van Staatsbosbeheer waarbij
er zo min mogelijk wordt ingegrepen in natuurlijke processen. Wat de KNMvD
betreft mag het doel van het ontwikkelen van een natuurgebied niet ten koste
gaan van het welzijn en de gezondheid van individuele dieren. Duidelijk is dat
het aanpassingsvermogen van de grote grazers in de Oostvaardersplassen vooral
aan het eind van de winterperiode wordt overschreden. Er zijn wat de KNMvD
betreft geen zwaarwegende mensgerichte belangen die rechtvaardigen dat er dan
niet wordt ingegrepen om het lijden van deze grote grazers te voorkomen.
De vraag is nu hoe deze
zorgplicht het best kan worden ingevuld om ook op de lange termijn het welzijn
van de dieren in de Oostvaardersplassen te waarborgen. Dat is een lastig
vraagstuk waarover ook onder dierenartsenveel discussie is. Deskundigen zijn
het er over eens dat afschot daarvoor de beste methode is. Moeilijker is het om
aan te geven hoe het beheer optimaal zou moeten worden ingevuld en wanneer het
afschieten van dieren dan zou moeten plaatsvinden. De KNMvD is van mening dat
dit in ieder geval moet gebeuren voordat er sprake is van onnodig lijden.
Zowel in 2006 als in 2010 bracht
een internationale commissie (ICMO 1 en 2) op verzoek van de Nederlandse overheid
een rapport uit met adviezen voor een verantwoord beheer van de grote grazers
in de Oostvaardersplassen. ICMO 1 stelde vast dat het mogelijk is om binnen de
grenzen van het gebied van de OVP een veerkrachtig, zelfonderhoudend ecosysteem
met grote grazers te ontwikkelen. Dit houdt in dat de populatie in beginsel gereguleerd
zal worden door de draagkracht van het gebied, dat wil zeggen het
voedselaanbod. Om het welzijn van de dieren te garanderen betekent dit echter
volgens ICMO 1 wel dat er afschot moet plaatsvinden van dieren. Tevens moeten
er schuilmogelijkheden gecreëerd worden en een (tijdelijke) uitbreiding naar
belendende gebieden in kritieke perioden. Verder was ICMO 1 van mening dat het
openstellen van een ecologische corridor naar de Veluwe het welzijn van de
grote grazers verder zou verbeteren en dat er een monitorings- en onderzoeksprogramma
moest worden ontwikkeld.
In 2010 constateerde ICMO 2 dat
Staatsbosbeheer slechts gedeeltelijk invulling heeft gegeven aan de adviezen uit
ICMO 1. De noodzakelijke gebiedsvergroting bleek niet uitvoerbaar en goede
beschuttingsmogelijkheden waren niet gerealiseerd. ICMO 2 adviseerde daarom
dringend om aangrenzende bosgebieden als Hollandse Hout tijdelijk open te
stellen in de winterperiode en 1 km aan beschuttingsrichels te creëren in het
gebied. In het afschotbeleid moest naast dierconditie ook de omgevingsomstandigheden
worden meegenomen. Een zogenaamd vroegreactief beheer zou er toe moeten leiden
dat minimaal 90% van de dieren in slechte conditie al vroeg in de winter worden
afgeschoten om onnodig lijden te voorkomen. In geval van een dreigende noodsituatie
zou om grootschalige verhongering te voorkomen volgens ICMO2 moeten worden over
gegaan op proactief afschot van een aanzienlijk deel van de populatie. In dat
geval zouden niet alleen verzwakte dieren worden afgeschoten maar een groter
deel van de grote grazers zodat de overgebleven populatie een grotere kans
maakt de winter te overleven. Alternatieve beheersmaatregelen als bijvoeren en
contraceptie werden door ICMO 2 niet aanbevolen. Verder zou er via regelmatige
tellingen een beter inzicht moeten komen in de populatieontwikkeling. Tot slot
drong ICMO 2 aan op het instellen van een beheersadviescommissie (BAC) die de
supervisie kreeg over het beheer van de grote grazers door Staatsbosbeheer, het
instellen van effectievere aansturingstructuren, het opzetten van een
stakeholdersoverleg (waar de KNMvD onderdeel van uitmaakt) en het verbeteren
van de publieke betrokkenheid bij het beheer.
Vier jaar na het verschijnen van
ICMO 2 is de KNMvD van mening dat Staatsbosbeheer er maar ten dele in is geslaagd
deze adviezen te implementeren. Het streven om 90% van de dieren door
vroeg reactief afschot uit hun lijden te verlossen wordt vaak niet gehaald. De
oorzaken hiervoor zijn onder meer dat dieren in het moerasdeel niet goed
bereikbaar zijn en dat het, bij met name de Heckrunderen, lastig is om de
daadwerkelijke conditie op basis van het uiterlijk te beoordelen. Ook ligt het
totaal aantal dieren in verhouding tot de draagkracht van het gebied nog altijd
ver boven het door ICMO 2 aangegeven aantal van 3500 dieren (ouder dan 1 jaar).
Er is nog steeds een gebrek aan goede beschuttingsmogelijkheden en de
noodzakelijke gebiedsuitbreidingen zijn uiteindelijk niet mogelijk gebleken. Bovendien
lijkt het behalen van de doelstellingen van Natura-2000 zwaarder te wegen dan
het welzijn van de grote grazers. De biodiversiteit lijkt, zowel qua flora als
fauna, de laatste jaren verder te zijn afgenomen, onder meer door stelselmatige
overbegrazing. Natura 2000 doelstellingen worden op deze manier niet gehaald.
Mede daarom wil Staatsbosbeheer door middel van een tijdelijke drooglegging van
het moerasgebied (een zogenaamde reset) de habitat voor bepaalde vogelsoorten
verbeteren. Het is echter onduidelijk welke effecten dit zal hebben op het beheer
van de grote grazers. De grote grazers komen in het beheerplan Natura 2000 niet
voor. Een nadere risico-analyse van de effecten van drooglegging op het welzijn
van de grote grazers, met bijbehorende maatregelen, is daarom noodzakelijk
voordat deze ingreep wordt uitgevoerd.
***
Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.
BeantwoordenVerwijderenOp verzoek van de inzender !
VerwijderenNiet doodschieten, maar bijvoeren en anticonceptie.
BeantwoordenVerwijderenIk vind, dat de doorgang naar Gelderland mogelijk moet worden. Daar zijn al veel stukken grond voor aangekocht, maar Bleeker (CDA!) heeft daar een stokje voor gestoken! Schande!
BeantwoordenVerwijderenbijvoeren, anticonceptie en het zijn 'GEHOUDEN' dieren!
BeantwoordenVerwijderenKan er geen referendum onder de leden worden gehouden? Als de partijtop dat niet wil, is dat een motie van wantrouwen tegen zijn eigen bestaan.
BeantwoordenVerwijderen