Team kanton
en handelsrecht
Zittingsplaats
Arnhem
zaaknummer /
rolnummer: C/05/298522 / KG ZA 16-103
Vonnis in
kort geding van 29 maart 2016
in de zaak
van
[eiser],
wonende te
[woonplaats 1] ,
eiseres in
conventie,
verweerster
in reconventie,
advocaat mr.
drs. A.M. Engelen te Velp Nb,
tegen
[gedaagde],
wonende te
[woonplaats 2] ,
gedaagde in
conventie,
eiser in
reconventie,
advocaat mr.
A.H. van Leur te Amstelveen.
Partijen
zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
2 De feiten
In conventie en in reconventie
2.1.
Partijen
hebben tot medio januari 2016 een effectieve relatie met elkaar gehad. Zij
woonden tot die tijd samen in een huurwoning met twee honden, genaamd [hond 1]
en [hond 2] . [hond 2] is een Franse Bulldog en geboren op 17 april 2014. [hond
2] is gekocht op 8 juni 2014 voor een bedrag van € 850,00 en contant afgerekend
door [gedaagde] bij de fokker.
2.2.
Op de dag
dat [eiser] en [gedaagde] [hond 2] hebben gekocht is tussen de fokker, [naam] ,
en [gedaagde] een (schriftelijke) koopovereenkomst gesloten. [gedaagde] en de
fokker hebben deze overeenkomst ondertekend.
2.3.
In het
dierenpaspoort van [hond 2] staan zowel [eiser] als [gedaagde] als eigenaar
vermeld. [gedaagde] heeft onlangs een nieuw paspoort voor [hond 2] aangevraagd.
In dit paspoort staat alleen [gedaagde] als eigenaar van [hond 2] vermeld.
2.4.
[hond 2] is
gechipt. De chip staat geregistreerd op naam van [eiser] .
2.5.
Op 23
januari 2016 heeft [gedaagde] diverse spullen uit de huurwoning meegenomen,
waaronder ook de honden [hond 1] en [hond 2] . [gedaagde] heeft de hond [hond
1] direct daarna afgegeven aan de moeder van [eiser] . De hond [hond 2] heeft
hij meegenomen naar de woning van zijn ouders, waar [gedaagde] vanaf het moment
dat partijen uit elkaar zijn woont.
3 Het geschil
In conventie
3.1.
[eiser]
vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I primair
[gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de hond
[hond 2] , een Franse Bulldog, al dan niet voorlopig, aan [eiser] af te geven,
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat
[gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet;
II
subsidiair een (voorlopige) gebruiksregeling vast te stellen tussen [eiser] en
de hond [hond 2] , een Franse Bulldog, waarbij [gedaagde] [hond 2] om de twee
weken op donderdagavond naar [eiser] brengt en hem op maandagavond daarop
volgend weer bij [eiser] ophaalt, exacte tijden in onderling overleg te
bepalen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of
dagdeel dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet;
III
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde]
heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de
stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit
geschil van belang, worden ingegaan.
In reconventie
3.4.
[gedaagde]
vordert - na wijzing van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om de hond
[hond 2] voorlopig aan hem toe te delen, met veroordeling van [eiser] in de
proceskosten.
3.5.
[eiser]
heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
3.6.
Op de
stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit
geschil van belang, worden ingegaan.
4 De beoordeling van het geschil
In conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op
samenhang tussen de vordering in conventie en de vordering in reconventie,
zullen deze vorderingen hierna gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
[eiser]
vordert (voorlopige) afgifte van de hond [hond 2] aan haar. [eiser] legt aan
deze vordering ten grondslag dat zij eigenaar is van [hond 2] . Ter
onderbouwing van deze stelling voert [eiser] aan dat zij de helft van de
aankooprijs van [hond 2] heeft voldaan en dat zij altijd zelf voor [hond 2]
heeft gezorgd, omdat [gedaagde] een fulltime baan heeft. Daarnaast stelt
[eiser] dat zij beiden als eigenaar van [hond 2] in zijn dierenpaspoort staan
vermeld en dat ook zijn chip op haar naam staat geregistreerd.
[gedaagde]
heeft weersproken dat [eiser] eigenaar is en in dat kader aangevoerd dat hij
met de fokker een koopovereenkomst heeft gesloten, dat hij de koopprijs van
[hond 2] vervolgens geheel van eigen geld contant heeft betaald en dat daarna
ook de levering van [hond 2] aan hem heeft plaatsgevonden. [gedaagde] stelt
zich op het standpunt dat hij gelet daarop enig eigenaar is van [hond 2] ,
zodat [hond 2] voorlopig aan hem dient te worden toebedeeld.
4.3.
De
voorzieningenrechter overweegt als volgt. Vaststaat dat [hond 2] vanaf de
aankoop bij partijen gezamenlijk heeft verbleven. Nu partijen uit elkaar zijn,
rijst de vraag wie eigenaar is van [hond 2] . Hoewel [eiser] zich op het
standpunt stelt dat zij (mede) eigenaar is, acht de voorzieningenrechter deze
stelling in het kader van deze procedure niet aannemelijk. [eiser] heeft
weliswaar een afschrift van haar betaalrekening overgelegd om aan te tonen dat
zij de helft van de aankoopsom heeft betaald, maar uit dit afschrift kan enkel
worden afgeleid dat [eiser] van haar spaarrekening naar haar eigen
betaalrekening een bedrag van € 425,00 heeft overgeboekt met als omschrijving ‘
[hond 2] ’.
Gelet op de
betwisting van [gedaagde] dat hij dit bedrag vervolgens ook werkelijk ten
behoeve van de voldoening van de koopsom van [eiser] heeft ontvangen, acht de
voorzieningenrechter op dit moment niet aannemelijk dat [eiser] de helft van
het aankoopbedrag van [hond 2] heeft voldaan.
4.4.
Daar komt
bij dat [gedaagde] een schriftelijke koopovereenkomst, gesloten tussen hem en
de verkoper, in het geding heeft gebracht, waaruit volgt dat [gedaagde]
eigenaar is van [hond 2] . Hoewel [eiser] heeft aangevoerd dat zij dit document
nooit eerder heeft gezien en aan de echtheid daarvan twijfelt, heeft zij geen
feiten of (onderbouwde) omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de
voorzieningenrechter aanleiding ziet om [eiser] in deze opvatting te volgen.
Daarnaast is niet weersproken dat [hond 2] op 8 juni 2014 feitelijk aan
[gedaagde] is geleverd.
Gelet op al
het vorenstaande, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat [eiser]
eigenaar is van [hond 2] . De vordering om [hond 2] aan haar af te geven zal
dan ook worden afgewezen. Dit leidt ertoe dat de (aangepaste) vordering van
[gedaagde] om [hond 2] voorlopig aan hem toe te delen, zal worden toegewezen.
Aannemelijk is immers dat hij eigenaar is van [hond 2] en nu geen reden bestaat
tot afgifte van [hond 2] aan [eiser] , mag [gedaagde] totdat in een eventuele
bodemprocedure anders zal zijn beslist voor [hond 2] zorgen.
4.5.
[eiser]
heeft subsidiair gevorderd om een (voorlopige) gebruiksregeling vast te stellen
met betrekking tot [hond 2] , waarbij [gedaagde] [hond 2] om de twee weken op
donderdagavond naar [eiser] brengt en hem de maandagavond daarop volgend weer
bij [eiser] ophaalt. [gedaagde] heeft weersproken dat hij gehouden is om aan
een dergelijke gebruiksregeling mee te werken. De voorzieningenrechter
overweegt dat nu reeds is geoordeeld dat [eiser] in het kader van deze
procedure niet als eigenaar van [hond 2] kan worden aangemerkt, de gevorderde
gebruiksregeling neerkomt op een omgangsregeling als bedoeld in boek 1 van het
Burgerlijk wetboek. Boek 1 is echter niet van toepassing op dieren. Een recht
op omgang met [hond 2] zoals daarin opgenomen komt [eiser] dan ook niet toe. Nu
[eiser] voorts geen andere grondslag heeft aangevoerd op grond waarvan aan haar
enig gebruiksrecht van [hond 2] toekomt, zal ook deze vordering worden
afgewezen.
4.6.
In de
onderlinge verhoudingen tussen partijen ziet de voorzieningenrechter aanleiding
de proceskosten zowel in conventie als in reconventie te compenseren als na te
melden.
5 De beslissing
De
voorzieningenrechter:
In conventie
5.1.
wijst de
vordering af;
5.2.
compenseert
de proceskosten in conventie in die zin, dat iedere partij de eigen kosten
draagt;
In
reconventie
5.3.
deelt de
hond [hond 2] voorlopig toe aan [gedaagde] , tot het moment dat in een
eventuele bodemprocedure anders is beslist;
5.4.
compenseert
de proceskosten in reconventie in die zin, dat iedere partij de eigen kosten
draagt;
5.5.
verklaart
deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het
meer of anders in reconventie gevorderde af.
Dit vonnis
is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in
tegenwoordigheid van de griffier E.H.J. Krijnen op 29 maart 2016.
Bron: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGEL:2016:1759
Bron: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGEL:2016:1759
***
Commentaar
Een kwetsend vonnis. Met name ten aanzien van het principieel
afwijzen van een omgangsregeling. Nog niet zolang geleden is bij wet
vastgesteld dat dieren geen zaken zijn. (BW Boek 3, art. 2a). Dat wordt hier
met voeten getreden. Sinds De Roy van Zuydewijn in 2005 zijn we kennelijk nog niets opgeschoten.
Dat is anders bij het toewijzen van de eigendom. Iemand moet
het dier verzorgen, verantwoordelijk gesteld worden voor zijn welzijn. Nu het
dier gekocht is, ligt in dat opzicht toepassing van het zakenrecht voor de
hand.
NB. Te vrezen valt dat deze hond een goede klant van de dierenarts wordt. Zie Rashondenwijzer:
http://www.rashondenwijzer.nl/rashonden/franse-bulldog?gclid=CK70_L6H7csCFYu6Gwod0OMFug
NB. Te vrezen valt dat deze hond een goede klant van de dierenarts wordt. Zie Rashondenwijzer:
http://www.rashondenwijzer.nl/rashonden/franse-bulldog?gclid=CK70_L6H7csCFYu6Gwod0OMFug
Geen opmerkingen:
Een reactie posten