Eind vorig jaar schreef Robbert Dijkgraaf een aardige column, waarin hij onder woorden bracht wat mijzelf ook al heel lang verbaast. Dat is de tegenstelling noord-zuid, in het bijzonder met betrekking tot de aard van de inwoners. Zo heeft de Brabander voor noorderlingen toch al gauw iets Bourgondisch, tegenover de stijve en stijfkoppige Fries, Drent of Groninger.
Dijkgraaf veralgemeent het door de noorderling eigenschappen toe te schrijven als hardwerkend, spaarzaam, serieus, nuchter, saai. Vertrouwen in staat en burger.
De zuiderling daarentegen is lui, spilziek, speels, uitbundig, fantasievol, vol wantrouwen en geniet van het leven. Dat laatste vooral op kosten van de noorderburen.
In het buitenland bestaat dit ook. Zo is er de hardwerkende Vlaming tegenover de steuntrekkende Waal, de cerebrale Parijzenaar versus de gevoelsmens in de Provence. Het ijverige Barcelona kijkt neer op de potverteerders in het zuiden van Spanje, en het welvarende Milaan vindt dat Afrika onder Rome begint.
Dijkgraaf verklaart dat uit het klimaat, en het zonlicht: de eigen dosis is precies voldoende. Noordelijker wordt het te koud en te kil, zuidelijker krijg je meer zonneschijn dan goed voor je is.
Ook oppert hij dat iedere regio in ons hoofd ongeveer even groot is. Afstanden nemen de bijbehorende emotionele lengte aan. Noord-Groningen is ons eigen Lapland. Voor de zware tocht door de Noordoostpolder en Flevoland, moet de Nederlander een overlevingspakket meenemen, voor de Amerikaan is het slechts de afstand tussen twee afslagen op de snelweg. Hoe klein en uniform het gebied ook is, op dezelfde wijze draaien we het contrast van de culturele kaart zo hoog mogelijk op.
Inderdaad een vermakelijke column.
BeantwoordenVerwijderen