maandag 28 september 2015

Hamburgers in het paradijs: de kritiek

Wonderlijk hoe Louise Fresco helemaal aan het eind van het vleeshoofdstuk in haar boek Hamburgers in het paradijs toch nog tot een verstandig advies komt: het kan wel wat minder met de vleesconsumptie. Bijna 35 bladzijden wordt er gejubeld over de betekenis van het vlees-door-de-eeuwen-heen, wordt er gespot met de moderne modieuze vegetariër en wordt er getwijfeld aan het gevoel van de dieren die in het geding zijn. Is de legkip wel echt eenzaam in haar batterij? Is de koe echt gelukkiger in de wei dan in de stal? Is stro beter dan beton? Dat weten we helemaal niet! 

En dan toch nog aan het eind: het kan wel wat minder. Misschien was het een advies van het leespanel. (...)

In haar vleeshoofdstuk trakteert Fresco de lezer voornamelijk op erudiet gebabbel van het soort dat we kennen van Goudbloms Vuur en beschaving.
In plaats van harde feiten krijgt men beschouwingen voorgeschoteld over Lévi-Strauss die bedacht 'dat mensen ten diepste allen kannibalen zijn'. Er wordt gefilosofeerd over de vraag waarom sprinkhanen in het ene deel van de bijbel als voedsel worden aanbevolen en in het andere juist niet. Het gaat over spijswetten, slachtrituelen, jagers en herders, pure mannelijkheid, het eten van leeuweriken, verfijnde smaak en de meesterproef voor de topkok.

Het felle verlangen naar vlees is de mens praktisch aangeboren, denkt Fresco, het zit ons in de genen, om niet te zeggen: in het bloed, en dit is ook logisch want stamvader Homo habilis ging zich al flink te buiten aan antilopen en kleine knaagdieren, en afstammeling Homo erectus liet zelfs krokodillen, nijlpaarden en schildpadden niet staan. Dus ga maar na.

Zou Fresco wel weten dat de meeste kinderen helemaal niet van vlees houden, en dat ze, àls ze al een verlangen naar vlees ontwikkelen, altijd verlangen naar gebakken, gebraden of gestoofd vlees. Maar nooit naar rauw vlees.

Zoals de kat fel kan verlangen naar vis, terwijl vast staat dat de oerkat nooit vis at. En zoals H. habilis en H. erectus waarschijnlijk nooit chocola, ijs en koffie geserveerd kregen terwijl H. sapiens daaraan toch zo'n intense behoefte kan hebben.

En dat, zou je er nog aan willen toevoegen, vlees helemaal niet het hoogtepunt van de maaltijd is. Dat is het toetje. Dat is uitgezocht.

Wat Fresco heeft verhinderd om met concretere opmerkingen in het vleesde bat te komen is een raadsel. Gelukkig is er Joost van Kasteren uit Fresco's leespanel die vorig jaar in het tijdschrift Spil meer ter zake kwam. Ook Van Kasteren heeft wortels in Wageningen. Hij heeft helemaal niets tegen het eten van vlees en in Spil legde hij uit waarom niet. 
Hij passeert, waarschijnlijk kortheidshalve, het voornaamste bezwaar tegen overmatig vleesgebruik: het gesol met de dieren tijdens teelt en transport. 

Er staat tegenover dat hij het voornaamste punt vóór consumptie van dierlijke producten ook nauwelijks noemt: dat eigenlijk geen volwaardige voeding uit granen en groenten is samen te stellen als men er niet op zijn minste zuivelproducten aan toe voegt.
Het vleesdebat gaat niet over onthouding, het gaat over matiging. 

Karel Knip (NRC 2013; fragment)
-------------------------------------

Commentaar

Het venijn zit wat mij betreft in de laatste alinea. Het is inderdaad niet eenvoudig om volwaardige voeding samen te stellen zonder vlees en zuivel. Daar moet je wel het nodige extra voor willen doen.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten