Ik zag een mooie documentaire op tv over Israel anno 2013,
in de reeks ‘Tegenlicht’ (VPRO). Het programma was al bezig toen ik het aanzette,
maar ik heb er toch wel een half uur - geboeid - naar gekeken.
De reportage was geheel in het Ivriet, met ondertiteling, wat
de authenticiteit sterk ten goede kwam. De (Nederlandse?) verslaggever bezocht verschillende
locaties in Israëlisch Hebron, een stad in de door Israël bezette gebieden op
de Westelijke Jordaanoever. Er werd af en toe een vraag gesteld, meest aan gewone
burgers, mannen en vrouwen, en zelfs aan kinderen. Ze spraken graag over
zichzelf als Joden. De licht kritische ondertoon werd door de gesprekspartners
of niet begrepen of genegeerd.
Een paar dingen vielen mij in het bijzonder op.
In het algemeen was het de vijandige sfeer, de uitgesproken haat
ten opzichte van de Arabieren. Die moesten eigenlijk maar liever vertrekken, ze
hebben immers zoveel keus onder de moslimbroeders in het Midden-Oosten, terwijl
de Israëliers gebonden zijn aan dit ene gebied. Schokkend om te zien hoe
haatdragend kleuters al waren.
Verder de geloofsovertuiging die uitgedragen
werd. Gepaard aan een zekere fataliteit: als het de wens van de Heer is dat ik hier
en nu sterf, het zij zo. Voor de niet-gelovige is een dergelijke overtuiging,
een geloof in iets bovennatuurlijks, iets dat niemand ooit waargenomen heeft, al
niet te volgen. Laat staan iets om daarvoor je leven op het spel te zetten. Dit
geloof wordt ondersteund door een scala aan rituelen, o.a. in de kleding.
Tenslotte de climax. Bij herhaling werd verwezen naar het
feit dat ‘wij Joden in een traditie staan van 4.500 jaar’. Welk ander volk kan
dat nazeggen?!
Welnu, ik heb het niet nagevraagd bij de Chinezen, maar het
argument keerde zich eigenlijk tegen de mensen die het uitspraken. Want wanneer
je ziet hoe deze mensen denken, en oordelen over andere mensen m.n. dus Arabieren,
dan kun je eigenlijk alleen maar concluderen dat deze Joden toch wel erg weinig
ontwikkeling doorgemaakt hebben, sinds Abraham, Isaac en Jacob.