RECHTBANK BREDA
vonnis d.d. 12 december 2012
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: de heer H. Baaij, werkzaam bij de Stichting Dier & Recht te
Amsterdam,
tegen
1. [gedaagde 1], en
2. [gedaagde 2],
beiden handelend onder de kennelsnaam “[X]”, wonende te [adres]
gedaagden, schriftelijk procederend in persoon.
1. Het verdere verloop van het geding
(…)
2. Het geschil
2.1 Eiseres vordert -na vermindering van eis- bij vonnis, zoveel mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat gedaagden een toerekenbare tekortkoming hebben
begaan in de nakoming van de verbintenis met eiseres en daarom schadeplichtig
zijn ten aanzien van de koopsom en de schade;
II. voor recht te verklaren dat gedaagden zich schuldig hebben gemaakt aan
oneerlijke handelspraktijken en daarom schadeplichtig zijn ten aanzien van de
schade;
III. gedaagden te veroordelen om aan eiseres te betalen binnen twee weken na
het te wijzen vonnis een bedrag in hoofdsom van € 7.904,38, bestaande uit
medische kosten (1.570,98), reiskosten (€ 293,40), kosten rechtsbijstand (€
1.190,00), teruggaaf koopsom (€ 850,00) en smartegeld (€ 4.000,00), te vermeerderen
met de wettelijke rente;
IV. gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede de
nakosten.
2.2 Gedaagden voeren bij antwoord en tijdens de mondelinge behandeling
verweer.
3. De verdere beoordeling
3.1 Tijdens voormelde mondelinge behandeling hebben partijen geen minnelijke
regeling bereikt. Partijen hebben allebei volhard bij hun eerder ingenomen
standpunten en deze ter zitting nader toegelicht. Voor zover nodig zal de
kantonrechter hierna op deze standpunten terugkomen.
3.2 De kantonrechter gaat uit van de navolgende tussen partijen vaststaande
feiten.
3.2.1 Op 1 februari 2010 heeft eiseres de Ierse setter, “Voltaire of the
Hunter’s Home” roepnaam Sam, geboren 29 november 2009, gekocht bij de reeds
sinds 1973 bestaande Ierse setter Kennel “[X]” voor de prijs van € 850,00. Hierbij is mondelinge koopovereenkomst gesloten. Het was de derde
keer dat eiseres een Ierse setter kocht bij laatstgenoemd kennel. Er is
sprake van een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 lid 1 BW. Een kopie
van de stamboom van de Raad van Beheer is als productie 1 bij dagvaarding
overgelegd.
3.2.2 De Kennel [X], staat sinds 1973 geregistreerd bij de Raad van Beheer,
staat op naam van gedaagde sub 1.
(...)
3.2.4 Op 18 mei 2011 heeft Sam een epileptische aanval gekregen. Sam was op
dat moment ca. 18 maanden oud. Eiseres heeft Sam diezelfde dag naar het
Dierengezondheidscentrum (DGC) te Rotterdam gebracht, waar zij na de diagnose
epilepsie epileptische medicatie heeft meegekregen en tevens bloed is
afgenomen voor een klinisch onderzoek. Vanwege de ernst van de aandoening
werd een MRI-scan geadviseerd.
3.2.5 Eiseres heeft diezelfde dag gedaagden over deze diagnose ingelicht.
Gedaagde sub 1 heeft toen medegedeeld dat een MRI-scan niet nodig was, zij
verklaarde: “Het is onze hond, breng hem maar hier, wij resetten hem”.
Aangezien eiseres het volste vertrouwen in gedaagden had, is Sam vervolgens
10 dagen bij gedaagden verbleven.
3.2.6 Na terugkeer bij eiseres heeft Sam op 6 juli 2011 wederom een
epileptische aanval gekregen. De DGC heeft toen extra epileptische medicatie
voorgeschreven.
3.2.7 Diezelfde dag heeft eiseres gedaagden opnieuw om advies gevraagd.
Gedaagde sub 1 gaf toen aan dat zij niet geloofde in de diagnose epilepsie en
dat zij dacht dat zij Sam kon “resetten”. Vertrouwend op gedaagden heeft
eiseres op 7 juli 2011 wederom Sam bij de kennel afgeleverd nog steeds
vertrouwend op de vakkundigheid van gedaagden.
3.2.8 Gedaagden gaven aan minimaal 16 weken de hond te willen observeren.
Echter na 17 dagen verzocht gedaagde sub 1 eiseres om Sam te komen ophalen
vanwege persoonlijke omstandigheden.
3.2.9 Vanaf het moment dat Sam voor de tweede maal bij eiseres werd
terugbezorgd, bleven eiseres en gedaagden regelmatig overleggen over de
toestand van Sam.
3.2.10 Begin augustus 2011 adviseerden gedaagden eiseres om de medicatie van
Sam te halveren. Vertrouwend op de deskundigheid van gedaagden heeft eiseres
dit advies opgevolgd.
3.2.11 Begin oktober 2011 kreeg Sam wederom epileptische aanvallen. Gedaagden
ontkenden de diagnose epilepsie nog steeds. De zoon van eiseres heeft Sam
toen naar de dierenarts gebracht waar hij injecties kreeg om de aanvallen te
stoppen.
3.2.12 Op 9 oktober 2011 heeft eiseres Sam op advies van gedaagde sub 2
teruggebracht naar gedaagden. Ook toen ontkenden gedaagden de diagnose
epilepsie. Eiseres heeft toen wel de epilepsiemedicatie aan gedaagden
afgegeven. DGC had aangegeven, dat de voorgeschreven medicatie onder geen
voorwaarde gestopt mocht worden. Nog steeds vertouwde eiseres op de ervaring
en deskundigheid van gedaagden.
Op 9 september 2011 heeft Sam echter zeven aanvallen gehad. Volgens gedaagden
leed Sam aan paniekaanvallen en niet aan epilepsieaanvallen. Deze stelling
baseerden gedaagden naar eigen zeggen op het advies van vier dierenartsen.
3.2.13 Gedaagden hebben vervolgens Sam zonder overleg met eiseres meegegeven
aan een kennis die volgens hen gedragstherapeute is. Gedaagden hebben aan
deze kennis geen epilepsiemedicatie meegegeven. Toen Sam na tien dagen steeds
meer aanvallen kreeg, heeft deze kennis Sam teruggebracht naar gedaagden.
3.2.14 Op 26 oktober 2011 heeft eiseres Sam weer opgehaald bij gedaagden. Op
deze dag heeft Sam zeven epileptische aanvallen gehad.
3.2.15 Op 27 oktober 2011 heeft eiseres Sam naar de DGC gebracht, waar Sam
een infuus kreeg en eiseres doorverwees naar de Diergeneeskundige Kliniek
Utrecht.
3.2.16 In de Diergeneeskundige Kliniek Utrecht kreeg Sam weer een infuus en
werd zijn epilepsiemedicatie verhoogd.
3.2.17 Op 30 oktober 2011 heeft eiseres Sam weer opgehaald in laatstgenoemde
kliniek.
De volgende dagen heeft Sam tientallen aanvallen per dag gehad tengevolge
waarvan Sam verlamd raakte.
3.2.18 Van 3 tot 5 november 2011 heeft Sam op de intensive care van dezelfde
kliniek gelegen. In deze dagen is een MRI-scan en een ruggenmergpunctie uitgevoerd,
in combinatie met een bloedonderzoek. Uit deze resultaten bleek wederom dat
Sam aan primaire epilepsie leed. Een kopie van het verslag van opname is als
productie 3 bij dagvaarding overgelegd.
3.2.19 Vanaf het moment dat de epilepsiemedicatie op de juiste hoeveelheid
werd ingesteld is het aantal epileptische aanvallen verminderd. Tijdelijke
vermindering van de medicatie leidde tot meer aanvallen waarna de medicatie
weer is verhoogd.
3.2.20 Eiseres heeft gedaagden diverse malen gebeld en geconfronteerd met het
dierenleed, de stress en de hoge dierenartskosten die de ziekte van Sam met
zich meebrachten. Zij heeft hen gevraagd om haar tegemoet te komen in de
dierenartskosten. Gedaagden zijn echter van mening, dat hen geen verwijt kan
worden gemaakt omdat het hierbij gaat om een erfelijke afwijking en zij zien
daarom ook geen reden om bij te dragen in de kosten.
3.2.21 Eiseres heeft hierop in november 2011 om juridische bijstand gevraagd
aan de Stichting Dier & Recht. Mw. A.M. van Dijk, juridisch adviseur van
deze stichting, heeft vervolgens contact opgenomen met gedaagden en aan hen
gevraagd om toch een tegemoetkoming in de dierenartskosten te overwegen,
gezien de ernst van de situatie, gezien het feit dat het gaat om een
erfelijke ziekte en het feit, dat gedaagden -volgens deze stichting- wisten
of hadden kunnen weten dat zij met epileptische honden fokten.
3.2.22 Gedaagde sub 2 heeft hierop gereageerd door wederom te zeggen dat zij
niet voornemens zijn om eiseres tegemoet te komen. Wel wilde gedaagde sub 2
nadenken over het terugnemen van de hond maar trok dit enige dagen later weer
in. Voornoemde mw. Van Dijk heeft over dit punt aan gedaagde sub 2
medegedeeld, dat zij het niet wenselijk vond de hond te retourneren,
aangezien dit niet in het belang van de hond was en zij voorts bang was dat
gedaagden de hond zouden laten inslapen. Verder was eiseres ook te zeer aan
Sam gehecht om hem aan gedaagden te retourneren.
3.2.23 Op 25 januari 2012 heeft de Stichting Dier & Recht ten behoeve van
eiseres aan gedaagden een aansprakelijkheidsstelling gestuurd waarin zij een
schadevergoeding voor de koopprijs en de gemaakte dierenartskosten. Op deze
aansprakelijkheidsstelling hebben gedaagden niet gereageerd. Ook op de
herinneringen van deze aansprakelijkheidsstellingen op 8 februari 2012 en 13
en 25 april 2012 hebben gedaagden niet gereageerd.
3.2.24 In verband met het overlijden van Sam heeft eiseres haar eis
verminderd omdat toekomstige medische kosten zijn vervallen.
3.3 Eiseres baseert haar vorderingen (mede) op bovengenoemde vaststaande
feiten en zij stelt verder dat zij schade heeft geleden doordat gedaagden
toerekenbaar tekortkomen bij het leveren van een rashond die niet
voldoet aan hetgeen mag worden verwacht van een rashond. Op grond van
dit toerekenbaar tekortschieten (wanprestatie) vordert eiseres vermindering
van de koopprijs tot nihil (artikel 7:22 lid 1 sub b BW) en teruggaaf van de
reeds betaalde koopprijs, of teruggaaf van de koopprijs bij wijze van
schadevergoeding. Voorts vordert eiseres schadevergoeding van de door haar
gemaakte medische kosten (artikel 7:24 lid 1 BW) en aanvankelijk een bedrag
ineens voor toekomstige schade (artikel 6:105 BW).
Na het overlijden van Sam heeft laatstgenoemde vordering tot betaling van
toekomstige schade laten vallen. Gedaagden hebben volgens haar willens en
wetens honden gefokt met een (grote) kans op epilepsie en zij hebben dit
volgens haar ook verzwegen.
Zelfs na ontdekking van de onderhavige epilepsie bij Sam hebben gedaagden het
bestaan van epilepsie ontkend. Eiseres stelt vast dat tot op het moment van
dagvaarding geen waarschuwing op de website van [X] staat dat hun Ierse
setters een grote kans op epilepsie hebben. Volgens eiseres is op deze wijze
sprake van oneerlijke handelspraktijken (artikel 6:139 BW jo. artikel 6:162
BW) en voorts van het (opzettelijk) verzwijgen van informatie, waardoor zij
tot een koop is overgegaan die zij anders niet zou hebben gesloten. Gedaagden
zijn volgens haar ook op deze grondslag aansprakelijk voor alle schade die
zij als gevolg van de misleiding (artikel 6:139j lid 2 BW) heeft geleden, te
weten de aankoopsom en de door haar betaalde medische kosten. Tevens vordert
eiseres vergoeding voor de vele uren verzorging van Sam en smartegeld vanwege
het leed dat haar is aangedaan door het onrechtmatig handelen van gedaagden.
Bij dagvaarding voert eiseres nog aan dat het zeer bezwaarlijk is om Sam
terug te geven aan gedaagden alleen vanwege het feit, dat zij zeer gehecht is
geraakt aan Sam. Door het overlijden van Sam is teruggave geen item meer.
3.4 Gedaagden voeren bij antwoord en tijdens de mondelinge behandeling
verweer tegen de vorderingen van eiseres. Zij benadrukken dat de Kennel [X]
op naam van gedaagde sub 1 staat. Gedaagde sub 2 is als levenspartner wel
direct betrokken bij de kennel.
Uitgangspunt is steeds te fokken met weloverwogen combinaties met als
prioriteit gezondheid. Zij erkennen de verkoop van Sam voor de namens eiseres
genoemde prijs.
Zij erkennen ook dat eiseres hen medio mei 2011 heeft geïnformeerd de eerste
epileptische aanval bij Sam. Zij droegen ook kennis van de medicatie welke op
grond van epilepsie aan Sam was voorgeschreven. Volgens gedaagden hebben zij
Sam met de beste bedoelingen gefokt absoluut niet wetend dat bij deze hond
epilepsie zou voorkomen.
De vele namens eiseres overgelegde producties gegeven volgens hen een
verkeerd beeld van mogelijke verwantschap met honden waarbij wel in het
verleden sprake was van epilepsie. Zij bevestigen verder dat Sam na de eerste
melding van epilepsie door eiseres enkele malen bij hen heeft verbleven voor
observatie hierbij is volgens hen bijna dagelijks contact met eiseres
geweest. Ook is er contact geweest met dierenartsen om de situatie rond Sam
te bespreken. Eiseres zelf heeft hen volgens gedaagden nooit benaderd over
nalatigheid, aansprakelijkheid of financiële vergoeding. Volgens hen is
vanuit de gemachtigde van eiseres “een heksenjacht” gaande tegen alle erkende
fokkers van rashonden en wil deze gemachtigde zonodig een voorbeeld
stellen. Deze gemachtigde heeft volgens hen ook bewust de publiciteit
gezocht.
Voorzienbaarheid?
3.5 De kantonrechter overweegt hieromtrent het navolgende. Naar het oordeel
van de kantonrechter is het binnen Nederland al enige jaren een feit van
algemene bekendheid, dat onder rashonden, zoals Ierse setters, veel
erfelijke aandoeningen voorkomen.
Uit literatuur en wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de huidige
gezondheidstoestand van rashonden grote zorgen baart. Gedaagde sub 1,
die stelt de afgelopen jaren zelf betrokken te zijn geweest bij
wetenschappelijk onderzoek, moet deze wetenschap ook hebben.
In dat verband is ook - zeker voor haar - een feit van algemene bekendheid,
dat juist bij de Ierse setter een aanzienlijk verhoogde kans op epilepsie
bestaat. Gelet op deze wetenschap bij gedaagde sub 1 begrijpt de
kantonrechter niet dat gedaagden zo lange tijd hebben ontkend, dat Sam aan
primaire epilepsie leed. De kantonrechter vermoedt dat dit ontkennen - tegen
beter weten in - slechts te maken kan hebben met de vrees/angst voor
negatieve publiciteit rond de kennel. Door zo te handelen heeft zij zeker
niet in het belang van Sam gehandeld. Epilepsie was voorzienbaar bij Sam en
helaas heeft deze voorzienbare mogelijkheid zich bij Sam ook gemanifesteerd.
3.6 Door op haar website met geen woord te reppen over de kans op epilepsie
onthoudt gedaagde sub 1 - als kennelhoudster tevens erkend fokster -
potentiële kopers relevante informatie. Ook hier vermoedt de kantonrechter
slechts een commercieel belang.
Waarom geen openheid op dit punt? De potentiële koper, waaronder eiseres, kan
dan zelf afwegen of zij - ondanks deze wetenschap - wenst over te gaan tot
aankoop. Omdat een hond een levend wezen is, kan de verkoper nooit 100%
garanderen dat een hond bij aankoop gezond is en blijft. De verkoper moet echter
wel kunnen aantonen dat hij er alles aan gedaan heeft om te zorgen dat de
hond gezond is. Gedaagde sub 1 heeft op dit punt als geregistreerde fokker
een uitgebreide zorgplicht.
Non-conformiteit?
3.7 De kantonrechter is met eiseres van oordeel, dat Sam vanwege de
vastgestelde epilepsie niet voldeed aan de verwachting die eiseres in
redelijkheid bij de aankoop van deze rashond mocht hebben. Dit klemt
temeer nu Sam kennelijk de derde pup was, die eiseres bij de kennelijk van
gedaagde sub 1 kocht. Gelet op de bovenmatige hoeveelheid verzorging, de
medische kosten en de bij de hond geconstateerde verschijnselen, is er geen
sprake van “normaal gebruik”. Een consument, zoals eiseres, mag zeker van een
relatief dure rashond met stamboom verwachten dat deze gezond is en
niet binnen 15 maanden na aankoop een dergelijke ernstige afwijking, zoals
epilepsie vertoont. Voldoende is op basis van de overgelegde medische
bescheiden gebleken, dat Sam vanaf zijn geboorte belast met een erfelijke
vorm van epilepsie. Slechts de aard van het gebrek verzette zich ertegen dat
deze afwijking zich niet eerder openbaarde. Primaire epilepsie openbaart zich
immers gemiddeld op een leeftijd van 1 tot 3 jaar. De literatuur en het
wetenschappelijk onderzoek, waarnaar in de namens eiseres overgelegde stukken
wordt verwezen, zijn daar duidelijk over.
Onweersproken staat verder vast dat
door of namens gedaagde sub 1 nadrukkelijk is verklaard, dat eiseres zich
geen zorgen behoefde te maken over de gezondheid van de - te kopen - pup omdat
de moeder van Sam al eerder gezonde nestjes had voortgebracht.
Uit niets blijkt dat eiseres van haar kant niet aan haar onderzoeksplicht
(artikel 7:17 lid 5 BW) als koper zou hebben voldaan. Juist gedaagde sub 1
heeft van haar kant haar mededelingsplicht geschonden door niets mede te
delen over deze relatief veel voorkomende aandoening bij Ierse setters.
Samengevat is de kantonrechter van oordeel, dat gedaagde sub 1 toerekenbaar
tekort is gekomen in de nakoming van hun verplichtingen jegens eiseres.
Eiseres heeft binnen bekwame tijd (artikel 7:23 BW) na ontdekking van het
gebrek hiervan melding gedaan aan gedaagde sub 1. Gelet op voorgaande zal de
kantonrechter hierna voor recht verklaren dat gedaagde sub 1 toerekenbaar
tekort zijn geschoten in de nakoming van de verbintenis met eiseres en daarom
schadeplichtig is wat betreft de koopsom en de geleden schade.
(…)
4. De beslissing
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat gedaagde sub 1 toerekenbaar tekort is geschoten in
de nakoming van de onderhavige koopovereenkomst met eiseres en dat zij daarom
schadeplichtig is wat betreft de koopsom en de geleden schade.
veroordeelt gedaagde sub 1 om binnen twee weken na heden aan eiseres te
betalen een bedrag van € 4.117,98, vermeerderd met de wettelijke rente over
dit bedrag vanaf 8 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde sub 1 in de kosten van dit geding, aan de zijde van
eiseres tot op heden begroot op € 931,62, daarin begrepen een bedrag van €
400,00 als salaris voor de gemachtigde van eiseres, te voldoen binnen twee
weken na heden;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vorderingen van eiseres jegens gedaagde sub 1 voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en in het
openbaar uitgesproken op woensdag 12 december 2012.
|