Het
rapportje van de Raad voor Dieraangelegenheden is stilistisch geen hoogstandje,
de titel wijst daar al op: 'Zorgplicht natuurlijk gewogen'. Veel staat er ook niet in, aan herhaling geen gebrek, maar
het is ook weer niet helemaal niks. De grootste verdienste ervan is dat het de
minister nadrukkelijk adviseert de samenleving
te betrekken bij het oordeel over het beheer van wilde dieren.
De
doorbraak is de sterfte in de Oostvaardersplassen geweest:
De natuurlijke sterfte als gevolg van verhongering van
grote grazers in het Oostvaardersplassen-gebied werd bijvoorbeeld door ICMO2 als
onnodig lijden beoordeeld, omdat de
beheerder van dat gebied interventiemaatregelen (in de vorm van afschot van
zwakke dieren) praktisch kan uitvoeren. De managementdoelstelling ‘natuurlijk
beheer met zo min mogelijk ingrepen’ werd hierbij als niet voldoende beschouwd om op te kunnen wegen tegen het lijden van de
dieren.
Als resultaat werd het als moreel onaanvaardbaar beoordeeld om niet in te grijpen bij dieren die in
een dermate slechte staat verkeren dat zij daaraan naar verloop van tijd zullen
sterven.
Faunabescherming*
en in haar voetspoor de Partij voor de Dieren hebben daar een pijnlijk lesje
moeten leren.
Nochtans
stelt de Raad de belangen van mensen nadrukkelijk voorop, onder verwijzing naar
het beruchte ‘rentmeesterschap’ (CDA); zelfs de ‘grondhouding’ (Lubbers) wordt
geciteerd!
Daarbij tekent de Raad aan
dat het rentmeesterschap – inhoudende dat de mens het recht heeft om dieren te
houden, benutten en doden, het recht heeft om de levensruimte van dieren te
beïnvloeden en de plicht heeft om in zijn handelen met de belangen van dieren
rekening te houden – heden ten dage in Nederland een maatschappelijk breed
gedragen grondhouding is.
Dat betekent dat het inperken
van de zelfredzaamheid van dieren ten principale aanvaardbaar is wanneer dat
bepaalde belangen van de mens dient. Of de compenserende interventiemaatregelen
en de resterende welzijnsaantasting aanvaardbaar zijn zal per context afgewogen
moeten worden.
(…)
Zo wordt bijvoorbeeld in de huidige situatie een potentiële
welzijnsaantasting maatschappelijk geaccepteerd wanneer we dieren gebruiken als
proefdier of voor de voedselproductie, maar ook wanneer we dieren bejagen, o.a.
in het kader van verkeersveiligheid of ter bevordering van de biodiversiteit.
Het beste inzicht uit het rapport
vind ik:
Daarnaast
betekent de afwezigheid van een negatieve toestand nog niet noodzakelijk het
bestaan van een positieve toestand. Dit is uitermate relevant, omdat de
(Nederlandse) maatschappij er in toenemende mate op aandringt om te streven
naar situaties waarin het dier zijn toestand als positief ervaart – ook wel
positief dierenwelzijn genoemd.
***
*
Faunabescherming werkte mee aan het rapport. Hoewel zij het (per mail) 'vrij afgewogen en acceptabel' noemt, vermeldt ze het niet op haar website.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten