Wat zich noemt: het Ministerie van Volksgezondheid, liet
reclame maken in de zgn. Donorweek, met de bedoeling mensen ertoe te brengen
zich aan te melden als orgaandonor. Mevrouw Edith Schippers bekostigde een
bizarre commercial op tv die laat zien hoe een atleet steeds net niet
verongelukt - hoe hij ook zijn best doet. Hij passeert gesloten (halve)
spoorbomen voor een aanstormende trein en rijdt fietsend het wegdek van een brug
op dat al omhoog gaat om een schip door te laten. Je zou haast denken dat de
man dringend wat organen kwijt wil. Je vindt hem hier.
Hierover kwamen klachten binnen bij de Reclamecodecommissie
(RCC), m.n. van de machinistenvakbond FNV Spoor. Die klachten werden
ruimschoots gehonoreerd. In een spoedzitting
besloot de Commissie de commercial publiekelijk
af te keuren. Dat zijn al twee opzienbarende stappen. Tot publiekelijke afkeuring
gaat de RCC normaliter alleen over wanneer een in het ongelijk gestelde adverteerder
zich niet neerlegt bij haar uitspraak en de advertentie blijft gebruiken.
En daar bleef het niet bij. De commercial werd afgekeurd op
grond van de artikelen 2 en 4 van de Nederlandse Reclamecode. Die maken een
klacht mogelijk op grond van strijd met de goede smaak en het zijn van ‘nodeloos
kwetsend’.
Het bijzondere hiervan is dat de RCC klachten op grond van
deze artikelen gewoonlijk niet
honoreert. Met de volgende standaardoverwegingen:
“Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in
strijd met de goede smaak en/of het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend is, stelt
de Commissie zich terughoudend op.
In een dergelijk geval dient immers te worden getoetst aan
subjectieve normen waarbij, anders dan bij objectieve normen, de persoonlijke
waardering een belangrijke rol speelt, die van persoon tot persoon kan
verschillen.
Bij toetsing van een uiting
aan subjectieve normen beoordeelt de Commissie of volgens huidige maatschappelijke
opvattingen de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden. Daarbij
kunnen verschillende factoren een rol spelen zoals bijvoorbeeld, de boodschap van
de uiting, het daarmee beoogde doel en de wijze waarop dit in de uiting is uitgewerkt.”
(RCC 30-3-2012)
Ik heb me dikwijls afgevraagd waarom de gewraakte artikelen 2
en 4 dan in de Reclamecode gehandhaafd worden als een beroep erop toch niet
echt zin heeft. Bij "maatschappelijke opvattingen" is het referentiekader: dat van de meeste mensen. Niet de kwaliteit van die opvatting.
Men dient echter wel te beseffen dat de RCC in beginsel
positief tegenover reclame staat. We hebben hier te maken met zgn. zelfregulering.
Je moet van goeden huize komen, of als adverteerder het heel bont gemaakt hebben, wil de klager
over reclame in het gelijk gesteld worden. Een vast argument van de RCC is dat reclame
nu eenmaal overdrijft.
Maar deze keer trokken de machinisten dus aan het langste
eind. Het - n.b. ideĆ«le - doel van de commercial legt het af tegen “de realistische
wijze” waarop dit was uitgewerkt. Ook ‘overdrijving’ kon de commercial dit keer
niet redden.
De uitspraak hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten